De huisartsenpost is bedoeld als vangnet voor acute zorgvragen
Mensen met een lage sociaaleconomische positie (SEP) blijken veel vaker gebruik te maken van de huisartsenpost dan mensen met een hoge SEP. De huisartsenpost is bedoeld als vangnet voor acute zorgvragen. Het lijkt er op dat het vangnet vaker nodig is voor mensen met een sociaaleconomisch kwetsbare positie. Dit blijkt uit het proefschrift van Nivel-onderzoeker Tessa Jansen, die daar op 11 november op promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam.
Uit het onderzoek van Jansen blijkt dat mensen uit de laagste SEP-groep twee keer zo vaak gebruikmaken van de huisartsenpost (HAP) als mensen uit de hoogste SEP-groep. De samenhang tussen sociaaleconomische positie en gebruik van de huisartsenpost is die van een opgaande lijn: bij iedere lagere trede in de SEP-rangorde (dus bij een lager inkomen en/of lagere opleiding) werd er meer gebruikgemaakt van zorg op de HAP.
Verband HAP-gebruik is alleen te leggen met SEP, niet met andere mogelijke factoren
Deze relatie tussen HAP-gebruik en SEP – hoe lager de SEP, hoe hoger het HAP-gebruik – zag Jansen ook bij mensen met een chronische aandoening (zoals diabetes), terwijl het niet voor de hand ligt om vanwege een chronische klacht naar de HAP te gaan. Mensen met een lagere SEP zijn over het algemeen ook minder gezond, maar het hebben van een bepaalde ziekte bleek de gevonden verschillen niet te verklaren. Daarnaast bleek dat ook hervormingen in de langdurige zorg niet van invloed waren op het HAP-gebruik. De gevonden verschillen in zorggebruik op de huisartsenpost zijn ook niet toe te schrijven aan verschillen in gezondheidsvaardigheden, al maken mensen met minder goed ontwikkelde gezondheidsvaardigheden vaker gebruik van zorg op de huisartsenpost. Kortom: de mate van HAP-gebruik kunnen we relateren aan SEP, maar niet aan andere factoren die een rol zouden kunnen spelen.
Complexe zorgvraag als mogelijk achterliggend probleem
Het lijkt er op dat mensen met een kwetsbare sociaaleconomische positie en een complexe zorgvraag te weinig aansluiting vinden in de zorg. Dit blijkt ook uit eerder onderzoek. Jansen hierover: ‘Met de resultaten uit mijn promotieonderzoek kun je hierop doorredeneren; de HAP lijkt te voorzien in het beantwoorden van een onvervulde zorgvraag van deze kwetsbare groep. Kortom, de HAP dient op deze manier als een vangnet.’
Over het onderzoek
Voor de onderzoeken heeft Jansen gebruikgemaakt van gegevens van huisartsenposten en huisartspraktijken die deelnemen aan Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn. Voor een van de deelonderzoeken heeft zij gegevens gebruikt uit een vragenlijstonderzoek met het Nationaal Panel Chronisch Zieken en Gehandicapten. (Co)promotoren van Jansen zijn: Anton Kunst (Amsterdam UMC, locatie AMC), François Schellevis (Nivel en Amsterdam UMC, locatie VUmc) en Robert Verheij (Nivel en Universiteit Tilburg).