Nieuwe medische technologie kan veel gezondheidswinst opleveren.
Toch is niet altijd even duidelijk of en in welke mate er sprake is van gezondheidswinst. Soms komen er behandelingen met een nieuwe technologie in het verzekerde pakket, terwijl onzeker is of die technologie waar voor zijn geld biedt. Nieuwe apparatuur of een nieuwe behandelmethode is in sommige gevallen niet beter maar wel duurder dan de bestaande technologie. Hierdoor verslechtert de verhouding tussen de kosten en de effectiviteit van de behandeling. Door behandelingen met niet-of minder kosteneffectieve technologie uit het pakket te weren, kan de stijging van de zorguitgaven op de lange termijn worden beperkt.
De introductie van dure technologie in de zorg
20 pagina's | pdf document, 2.9 MB
ISBN 978-90-5833-774-0 | Download publication
Voordat een nieuwe technologie in het verzekerde pakket komt, vindt niet standaard een toetsing plaats op de (kosten)effectiviteit van deze technologie door bijvoorbeeld het ministerie van VWS of het Zorginstituut Nederland. Voor verzekeraars, overheden en toezichthouders is het lastig om niet-kosteneffectieve technologie van de markt te weren. Daarvoor hebben deze belanghebbenden veel concrete informatie nodig over de effecten van de nieuwe technologie, zoals de te behalen gezondheidswinst, de vraag en de kosten. Die informatie is er vaak niet. Bovendien dreigt, wat economen noemen, moreel gevaar: zorgaanbieders, specialisten en patiënten dragen niet de (volledige) financiële gevolgen van de invoering van de nieuwe technologie, maar hebben wel voordeel van een eventuele toename van de effectiviteit van de behandeling. Dit zorgt voor een versterkte prikkel bij fabrikanten om technologie, waarvan de kosteneffectiviteit onduidelijk is, toch te ontwikkelen en op de markt te brengen.
Bij het maken van beleid over de introductie van nieuwe technologie moet de overheid rekening houden met onzekerheid over de (kosten)effectiviteit en met moreel gevaar bij marktpartijen. Deze policy brief beschrijft verschillende maatregelen die de overheid kan nemen in relatie tot de introductie van nieuwe technologie waarvoor een omvangrijke investering nodig is die niet gemakkelijk kan worden teruggedraaid, maar waarvan de kosteneffectiviteit onduidelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de recent ingevoerde protonentherapie en de Da Vinci Robot. Als de overheid de voorgestelde maatregelen neemt kan zij de introductie van dit type nieuwe technologie beter in lijn brengen met maatschappelijke voorkeuren voor kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg.
Om te beginnen moet deze technologie met een omvangrijke investering en onduidelijke kosteneffectiviteit geïdentificeerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door een meldplicht in te stellen voor zorgaanbieders die dergelijke technologie willen aanschaffen. Dit kan voorkomen dat de nieuwe technologie zonder toetsing het verzekerde pakket in stroomt en biedt de gelegenheid eerst meer informatie te verzamelen over de kosteneffectiviteit. Dit is van belang bij het besluit over definitieve toelating tot het pakket. Betere informatie kan bijvoorbeeld beschikbaar komen door meer internationale samenwerking van overheden en zorgaanbieders bij het verzamelen van gegevens over effectiviteit. Ook kan de overheid de prikkel van informatieverzameling verbeteren door van fabrikanten en zorgaanbieders te eisen dat zij de meerwaarde van nieuwe technologie vooraf aantonen op basis van duidelijk omschreven methodologische richtlijnen. In deze periode van onderzoek kan de technologie tijdelijk worden vergoed, eventueel buiten het verzekerde pakket en eventueel tegen dezelfde prijs als de bestaande goedkopere standaardbehandeling.
Bij het kritischer kijken naar het toelaten van nieuwe technologie is het zorgvuldig afwegen van voor- en nadelen van maatregelen uiteraard ook van belang: aanvullend onderzoek kost tijd en geld. Barrières kunnen de introductie vertragen van nieuwe technologie die wél kosteneffectief is.
Bron: CPB