In 2017 is aan ongeveer 575.000 personen antistollingsmedicatie uit de groep van de VKA’s of van de DOAC’s verstrekt
Openbare apotheken verstrekten in 2017 aan ongeveer 575.000 personen antistollingsmedicatie uit de groep van de VKA’s of van de DOAC’s. Ongeveer 115.000 van hen zijn starters. Bij starters valt de keuze steeds vaker op een DOAC. Vorig jaar gold dat voor het eerst voor meer dan de helft van de nieuwe gebruikers. Dat schrijft de SFK deze week in het Pharmaceutisch Weekblad.
VKA's of DOAC's
Voor de preventie van trombose staan behandelaars twee groepen orale geneesmiddelen ter beschikking. Ze moeten voorkomen dat zich bloedstolsels vormen die, als ze in de bloedcirculatie komen, kunnen leiden tot afsluiting van een bloedvat, met mogelijk een infarct tot gevolg. Naast de al vele decennia toegepaste vitamine-K-antagonisten (VKA) kwam rond 2009 de groep direct werkende orale anticoagulantia (DOAC) beschikbaar. In de eerste jaren werden deze veel duurdere DOAC’s uitsluitend vergoed als de behandeling door een specialist werd gestart. Sinds 2016 zijn verruimde regels van kracht en mogen zorgverzekeraars de DOAC’s ook vergoeden als huisartsen het gebruik initiëren. Inmiddels zijn de volgende DOAC’s op de markt: dabigatran (Pradaxa), rivaroxaban (Xarelto), apixaban (Eliquis) en edoxaban (Lixiana).
Er zijn twee VKA’s beschikaar: fenprocoumon en acenocoumarol. De verhouding waarin de VKA’s worden toegepast vertoont landelijk al jaren een stabiel beeld. Uitgedrukt in standaarddagdoseringen (DDD) bedraagt het aandeel van acenocoumarol 70% en van fenprocoumon 30%. Van regio tot regio verschilt die verhouding echter sterk, maar binnen een regio blijkt die voorkeur ook door de jaren heen erg stabiel.
Na de introductie van de eerste DOAC’s nam het gebruik ervan snel toe, maar dat had tot en met 2015 geen invloed op de hoeveelheid verstrekte VKA’s. In de periode 2012 tot en met 2015 namen de DOAC’s de volledige groei van het gebruik van orale anticoagulantia voor hun rekening. Vanaf 2016 daalt het gebruik van de VKA’s ten gevolge van de opkomst van DOAC’s. Door die opkomst nam het aandeel van de DOAC’s onder alle verstrekte DDD’s aan orale anticoagulantia toe van 18% in 2015 tot 44% in 2017.
Starters
Onder de startende gebruikers – hier gedefinieerd als personen die in de twaalf maanden voorafgaand aan de verstrekking van een oraal anticoagulans noch een DOAC noch een VKA gebruikten – is het aandeel van de DOAC’s groter. De laatste jaren startten ieder jaar ongeveer 115.000 mensen met het gebruik van antistollingsmedicatie. In 2013 schreven artsen aan een op de tien startende gebruikers een DOAC voor. Twee jaar later constateert de SFK al een verdrievoudiging daarvan. Over het afgelopen jaar telde de SFK voor het eerst meer startende DOAC-gebruikers (62.500) dan startende VKA-gebruikers (52.500).
Geheime prijzen DOAC’s
Met het toenemend gebruik van DOAC’s, stijgen ook de bijbehorende kosten. In de afgelopen tien jaar zijn de totale materiaalkosten van de VKA’s nauwelijks veranderd: van ongeveer € 4,3 miljoen in 2007 tot € 4,6 miljoen in 2017. Daartegenover staat ruim € 110 miljoen aan officiële inkoopkosten voor de DOAC’s. Hoe hoog de werkelijke materiaalkosten aan DOAC’s uiteindelijk zijn, is vanwege geheime prijsafspraken tussen het ministerie van VWS en de leveranciers niet bekend.