Hoe jonger het kind is wanneer een eenoudergezin ontstaat, hoe groter de kans op crimineel gedrag
Kinderen die opgroeien in een eenoudergezin hebben een verhoogde kans om crimineel gedrag te plegen. Dat blijkt uit onderzoek van gedragswetenschapper Janique Kroese. Hoe jonger het kind is wanneer een eenoudergezin ontstaat, hoe groter de kans op crimineel gedrag. Ook het opgroeien bij een moeder, zowel voor zonen als dochters, vergroot de kans.
Met haar onderzoek toont Kroese aan dat kinderen die opgroeien in een eenoudergezin een verhoogde kans laten zien op het plegen van criminaliteit. Het maakt daarbij niet uit of dit eenoudergezin is ontstaan door een scheiding of door het overlijden van een ouder. Wat wel uitmaakt is de leeftijd van het kind. Hoe jonger het kind is wanneer een eenoudergezin ontstaat, hoe hoger de kans op crimineel gedrag. Ook het opgroeien bij een moeder (zowel voor zonen als dochters) zorgt voor een verhoogde kans.
Verder laat Kroese zien dat er een tijdelijke verhoging is van de kans op het plegen van criminaliteit vlak na een scheiding van de ouders. Kinderen laten juist een tijdelijke verlaging zien voorafgaand aan het overlijden van een ouder. Kroese: “Het is daarnaast interessant om te zien dat kinderen een lagere kans laten zien op het plegen van criminaliteit wanneer ze door een scheiding niet meer bij een criminele ouder wonen. In zo’n geval hoeft een scheiding dus niet nadelig te zijn.” Dit is opvallend, aangezien zowel criminaliteit door de ouders als een echtscheiding normaliter los van elkaar bekeken de kans op het plegen van criminaliteit verhogen.
Maatschappelijk belang
Kroese laat met haar onderzoek zien wat risicofactoren zijn bij eenoudergezinnen en het criminele gedrag van hun kinderen. Dit is belangrijk om te weten, aangezien relatief veel kinderen opgroeien in een eenoudergezin in Nederland, en criminaliteit zowel nadelig is voor de slachtoffers als de adolescenten zelf. Als er psychologische hulp bij kinderen uit eenoudergezinnen geboden zou worden, dan zou het vooral goed zijn om dat te richten op 1) kinderen die vanaf de geboorte in een eenoudergezin hebben gewoond of waarbij dat op een jonge leeftijd gebeurd is, 2) adolescenten die een (echt)scheiding hebben meegemaakt, met name in de eerste jaren erna, en 3) adolescenten in intacte families waarbij een of beide ouders criminaliteit plegen.
Ook benadrukt haar onderzoek dat het belangrijk is dat een rechter soms voogdij aan een van de ouders kan toewijzen in uitzonderlijke gevallen, zoals wanneer een ouder criminaliteit pleegt. Kroese: “Om een compleet beeld te kunnen krijgen van de effecten van het opgroeien in eenoudergezinnen op jeugdcriminaliteit, is het belangrijk om in de toekomst onderzoek van hoge kwaliteit over dit onderwerp te blijven uitvoeren.”