Huisartsenpostorganisaties hebben getracht aan te sturen op meer telefonische of digitale consulten, bijvoorbeeld beeldbellen
Tijdens de pandemie (2020-2021) hebben huisartsenpostorganisaties verschillende maatregelen genomen om hun zorg zo veilig en optimaal mogelijk te kunnen blijven bieden. Zo hebben veel organisaties hun beleid aangepast omtrent urgentietoekenning en telefonische dan wel fysieke consulten. Deze beleidsaanpassingen zagen we echter niet altijd terug in het feitelijke aandeel urgenties en consulten. Toch willen de meeste huisartsenpostorganisaties die aan dit onderzoek deelnamen het gevoerde beleid ook na de pandemie behouden. Dit blijkt uit onderzoek van het Nivel in samenwerking met branchevereniging InEen, UMC Groningen, Radboud UMC en Maastricht UMC+.
Dit onderzoek illustreert dat beleid niet altijd uitpakt zoals gewenst. Soms is het gevoerde beleid herkenbaar in de cijfers, maar vaak ook niet. Sommige organisaties geven aan het beleid te willen voortzetten, terwijl uit de cijfers niet blijkt dat dat beleid het gewenste effect heeft gehad. Deze studie maakt deel uit van het COVID-GP project, waarin we onderzoek doen naar het zorggebruik en de organisatorische veranderingen die hebben plaatsgevonden op de huisartsenpost sinds het uitbreken van de coronapandemie. Meer kennis over de impact van beleid op het zorggebruik draagt bij aan meer inzicht in de wijze waarop we de eerstelijnszorg nu en in de toekomst beter kunnen inrichten.
Stijging aandeel lage-urgentietoekenning lijkt los te staan van genomen triagemaatregelen
Eén van de zes huisartsenpostorganisaties die deelnamen aan het onderzoek, gaf aan bewust beleid te hebben gevoerd op een striktere triage. Dat zagen we echter niet terug in de feitelijke urgentietoekenning in die organisatie. Het aandeel hoog-urgente gevallen (U2 en U3) ontwikkelde zich in die organisatie niet anders dan in andere organisaties waar een dergelijk beleid niet werd gevoerd. Dat geldt ook voor de ontwikkeling in het aandeel lage urgenties (U4 of U5). Mogelijk hebben andere organisaties hetzelfde beleid gevoerd zonder dat expliciet te benoemen. Mogelijk is (ook) het beleid van die ene organisatie niet effectief geweest.
Het welslagen van beleid is van veel factoren afhankelijk, waarbij ook de veranderde zorgvraag een rol kan hebben gespeeld. Dit zou veroorzaakt kunnen zijn doordat patiënten mogelijk meer gebeld hebben met lichte klachten tijdens de coronapandemie, bijvoorbeeld met zorgen over COVID-19-achtige klachten.
Sturing op meer zorg op afstand niet altijd terug te zien in aandeel consulten
Huisartsenpostorganisaties hebben getracht aan te sturen op meer telefonische of digitale consulten, bijvoorbeeld beeldbellen. Dit zien we wél terug in de cijfers. Bij vijf van de zes organisaties is een hoger aandeel telefonische consulten zichtbaar gedurende de coronapandemie. Toch was er bij één organisatie geen stijging zichtbaar van het aandeel telefonische consulten, terwijl zij hier naar eigen zeggen wel op hadden ingezet. Ook hier is dus de relatie tussen het ingezette beleid en de gebruikscijfers niet eenduidig.
Beleid gericht op minder fysieke consulten op de huisartsenpost lijkt succesvol
Drie huisartsenpostorganisaties hebben aangegeven het aantal fysieke consulten te beperken tijdens de coronapandemie. Alle drie wilden ze dat beleid ook in de toekomst blijven hanteren. Een gemiddeld lager aandeel fysieke consulten was zichtbaar dan voor de pandemie, en bovendien ten opzichte van organisaties die niet op dit beleid hadden ingezet. Bij twee van de drie organisaties die niet op dit beleid hadden ingezet, was ook een daling zichtbaar in het aandeel fysieke consulten. De relatie tussen het ingezette beleid en de gebruikscijfers is ook hier niet eenduidig. Hoewel een trend zichtbaar is, maakt het lage aantal huisartsenpostorganisaties in dit onderzoek generaliseerbaarheid lastig.
Over het onderzoek
Het onderzoek maakt deel uit van het door ZonMw gesubsidieerde tweejarige project ‘Veranderingen in organisatie en zorggebruik in de huisartsenzorg: lessen van de coronapandemie (COVID-GP project)’. Voor dit onderzoek zijn twee gegevensbronnen gebruikt. Een vragenlijst over organisatorische veranderingen op de huisartsenpost is uitgezet door branchevereniging InEen, bij alle 52 bestuurders van huisartsenpostorganisaties. Deze vragenlijst is voor dit onderzoek gekoppeld aan gegevens over zorggebruik op de huisartsenpost, afkomstig van Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn. Zes huisartsenpostorganisaties die deel uitmaken van Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn gaven toestemming tot koppeling van gegevens. Hieronder vallen in totaal 18 huisartsenpostlocaties (variërend van aantal per organisatie (range 1-6) in 2021). Er is gekeken naar de geleverde zorg in avond-, nacht-, en weekend (ANW)-uren op de huisartsenposten.
Om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen voorgenomen beleid en het uiteindelijk zorggebruik zijn aanvullende onderzoeksmethoden nodig, waarin nagegaan wordt hoe beleidsvoornemens in de organisatie worden vormgegeven, en in de praktijk worden vormgegeven. Gezien de cruciale rol die huisartsenposten vervullen en het belang van een goed toegankelijke acute zorg is inzicht hierin van groot belang. Dat inzicht ondersteunt de lerende organisaties.
Bron: Nivel