Tien jaar geleden gaf het ministerie van VWS groen licht voor taakherschikking. Nu werpt zich de vraag op of het heeft gewerkt?
De zorg verbeteren, zonder dat die duurder wordt. Met die gedachte gaf het ministerie van VWS tien jaar geleden groen licht voor taakherschikking. Physician assistants en verpleegkundig specialisten nemen hierbij een deel van de taken van artsen over. Inmiddels zijn we tien jaar verder en is de vraag: werkt dit? Vijf vragen aan Miranda Laurant, senior onderzoeker bij IQ healthcare en lector Organisatie van Zorg en Dienstverlening bij de HAN.
Nog even voor wie het gemist heeft: wat zijn physisian assistants en verpleegkundig specialisten precies?
Dit zijn zorgprofessionals met een hbo-masterdiploma. Een physician assistant kan een fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist of verpleegkundige zijn met minimaal twee jaar werkervaring en een aanvullende Master Physician Assistant. De verpleegkundig specialist is een hbo-verpleegkundige met minimaal twee jaar werkervaring en een masterdiploma Advanced Nursing Practice. Er zijn momenteel vijf verpleegkundig specialismen, maar dat worden er mogelijk twee: een gericht op de somatische gezondheidszorg en een op de geestelijke gezondheidszorg. Verpleegkundig specialist is al een beroep in de wet BIG. Vanaf januari 2018 is physician assistant dat ook.
Kunnen physisian assistants en verpleegkundig specialisten zonder problemen taken van artsen overnemen? Een arts heeft toch een heel andere opleiding gehad voor het werk dat hij/zij doet?
Je kunt de vraag ook omdraaien: moet de arts wel de taken van een physician assistant of verpleegkundig specialist uitvoeren? Zeer waarschijnlijk zijn artsen te hoog opgeleid voor een deel van hun huidige taken. In de opleidingen van physician assistants en verpleegkundig specialisten ligt een belangrijk accent op het zelfstandig stellen van medische diagnoses en het inzetten van behandelingen. Onderzoek heeft ook uitgewezen dat physician assistants en verpleegkundig specialisten voorbehouden medische handelingen veilig kunnen uitvoeren. De diepgang in medische kennis is bij geneeskunde inderdaad groter, bijvoorbeeld op het gebied van de celbiologie.
Bij taakherschikking gaat het niet om het volledig herschikken van alle medische taken, maar het herschikken van medische taken die aansluiten bij de opleiding en wettelijke kaders van de physician assistants en verpleegkundig specialisten. De physisian assistants en verpleegkundig specialisten vervangt niet de arts, maar kunnen een deel van de medische taken veilig overnemen, zodat de arts zich kan richten op andere, meer complexe, medische zorgvragen.
Zijn er voorbeelden waar de inzet van physisian assistants en verpleegkundig specialisten inderdaad leidt tot betere zorg tegen gelijke (of lagere) kosten?
In Nederland hebben we diverse studies uitgevoerd naar de effecten van de inzet van physisian assistants en verpleegkundig specialisten. De resultaten wijzen allemaal dezelfde richting uit: inzet van deze master opgeleide professionals resulteert in minimaal dezelfde kwaliteit van zorg tegen minimaal gelijke kosten. Sommige studies laten een verbetering van de zorg zien en een kostenbesparing.
Recentelijk hebben twee promovendi hun proefschrift verdedigd (zie www.taakherschikking.nl). Marijke Timmermans keek naar de inzet van physisian assistants in de functie van zaalarts. Zij vergeleek bij 34 ziekenhuisafdelingen teams van artsen met en zonder physisian assistants. Zij vond een positief effect op de patiëntervaringen: teams met physisian assistants worden met gemiddeld een 8,4 beoordeeld, team zonder met een 8. Ze vond geen verschillen in kwaliteit en veiligheid van de zorg, totale zorgkosten van de zorg en opnameduur.
De andere promovenda, Mieke van der Biezen onderzocht de inzet van verpleegkundig specialisten in teams van verschillende samenstellingen op de spoedpost. Verpleegkundig specialisten rondden hun consulten in 95 procent van de gevallen zelfstandig af, zonder overleg met de huisartsen. De verpleegkundig specialist schreef minder medicijnen voor en gaf meer voorlichting aan patiënten. Wel deden zij gemiddeld drie minuten langer over een consult en verwezen ze iets vaker door naar de spoedeisende hulp. De effecten op kosten lijken desondanks minimaal.
En zijn er ook zorgsectoren waar deze inzet nog nauwelijks leidt tot resultaat?
Het onderzoek in Nederland richt zich vooral op de huisartsenpraktijk, spoedpost en het ziekenhuis, waarbij het onderzoek van Marijke Timmermans overigens het eerste grote onderzoek is. Onderzoek naar de inzet van verpleegkundig specialisten in de functie van zaalarts, of naar de effecten van de inzet van physisian assistants en verpleegkundig specialisten op de poliklinieken is ook interessant. In het buitenland zijn de effecten van deze beide professionals ook onderling vergeleken. Ook dat is interessant, omdat het kan bijdragen aan een duidelijkere positionering van deze professionals. Daarnaast is onderzoek in andere settings belangrijk, bijvoorbeeld de ouderenzorg, langdurige zorg of de geestelijke gezondheidszorg.
Wat is de belangrijkste belemmeringen waardoor de inzet van physisian assistants en verpleegkundig specialisten nog niet optimaal is?
Een van de grootste belemmeringen is dat veel instellingen niet weten waarom ze een physisian assistants of een verpleegkundig specialist opleiden of aannemen. Het doel zou moeten zijn een dusdanig personeelssamenstelling te krijgen dat de mix van bekwaamheden aansluit bij de vragen en behoeften van de cliënten en gericht op het vergroten van de toegankelijkheid en doelmatigheid van de zorg. In het rapport taakherschikking ouderenzorg stellen we een raamwerk voor dat kan helpen bij het optimaliseren van de inzet van physisian assistants en verpleegkundig specialisten. Dit is ook in andere settings te gebruiken.
Een andere belemmering is het (te verwachten) overschot aan basisartsen, vooral in de functie van zaalarts. Op de korte termijn kun je kiezen om minder physisian assistants en verpleegkundig specialisten op te leiden. Maar op de lange termijn is het opleiden en aannemen van deze professionals belangrijk om kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van zorg te kunnen garanderen. Bovendien blijven goede professionals dan behouden voor de zorg. Het opleiden van deze professionals is bovendien minder duur en ook minder lang in vergelijking met artsen.
Hoewel er meer belemmeringen zijn, zou ik dit laatste punt ook een uitdaging willen noemen. Het is belangrijk dat de physisian assistants en verpleegkundig specialisten zich nog duidelijker gaan positioneren ten opzichte van elkaar en in relatie tot andere professionals in de zorg. De opleidingen hebben zeer duidelijk een verschillend profiel, maar in de dagelijkse uitvoering zit er veel overlap in taken van de physisian assistants en verpleegkundig specialisten. Hierdoor is het onderscheid en de toegevoegde waarde van de physisian assistant en de verpleegkundig specialist nog onvoldoende zichtbaar.