Dertig procent van de ziekenhuisopnames van ouderen houdt verband met geneesmiddelen

Hoe verminder je het ongeschikte medicatiegebruik bij oudere patiënten, en daarmee de negatieve gevolgen ervan? Dat is het onderwerp van de OPERAM-studie, waarin vier Europese medische centra de effecten van een ‘gestructureerde medicatiebeoordeling’ onderzochten bij 70-plussers die in het ziekenhuis waren opgenomen. Het ging om patiënten met drie of meer chronische aandoeningen, die ten minste vijf medicijnen gebruiken. De resultaten zijn onlangs gepubliceerd in het British Medical Journal.

Optimalisering van het medicatiegebruik bij ouderen om ongewenste voorvallen als ziekenhuisheropnames te verminderen, is een van de grootste uitdagingen waarvoor onze samenleving staat. Dertig procent van de ziekenhuisopnames van ouderen houdt verband met geneesmiddelen; de helft daarvan is potentieel vermijdbaar. Maar vanzelfsprekend is élk ongeschikt medicijngebruik ongewenst, stelt Wilma Knol, klinisch geriater en klinisch farmacoloog van het UMC Utrecht, ook wanneer dat niet tot ziekenhuisopname leidt.

Ongeschikt medicijngebruik
“We spreken van ongeschikt mediatiegebruik wanneer er sprake is van onderbehandeling,  overbehandeling of onjuiste behandeling. Of te wel het voorschrijven van een geneesmiddel met een significant risico op bijwerkingen of interacties, het te langdurig of te frequent gebruiken van een geneesmiddel of het voorschrijven van een verkeerde dosis” legt Wilma Knol uit. “In deze studie constateerden we bij 86 procent van de patiënten in de interventiegroep ongeschikte medicatie. De groep 70-plussers met meerdere aandoeningen (co-morbiditeit) die veel medicijnen gebruikt (polyfarmacie) is groot, en zal nog groeien. Je kunt je dus voorstellen dat kennisontwikkeling op dit gebied tot belangrijke verbeteringen in de zorg kunnen leiden.”

OPERAM
OPERAM is een Europees onderzoeksconsortium, dat een gelijknamige studie deed met financiering van EU-onderzoeksprogramma Horizon 2020 en de Zwitserse regering. Het UMC Utrecht was partner in dit project met een onderzoeksgroep vanuit de klinische geriatrie en ziekenhuisfarmacie onder leiding van Wilma Knol.

Wilma Knol: “De sterkte van dit onderzoek berust onder andere op de methodologische opzet waarbij beperkingen van eerder onderzoek zijn opgepakt. Er werden in totaal ruim 2000 patiënten geïncludeerd, die representatief zijn voor de dagelijkse praktijk  door aanwezigheid van multimorbiditeit. Bij de ruim duizend patiënten in de interventiegroep is een gestructureerde medicatiebeoordeling, uitgevoerd door een arts en een ziekenhuisapotheker, met inzet van beslissingssoftware die specifiek voor dit doel ontwikkeld is. Aanbevelingen om de medicatie te optimaliseren werden besproken met de zaalarts en de patiënt of - indien klinische uitvoering niet mogelijk was - doorgegeven aan de huisarts via een adviesrapport dat bij ontslag werd toegezonden.”

Uitkomsten
Er werd gekeken of implementatie van zo’n gestructureerde medicatiebeoordeling verschillen liet zien in medicijngerelateerde ziekenhuisopnames binnen een jaar. Wat bleek is dat er bij 86% van de interventie patiënten sprake was van onjuist medicatiegebruik. Bij 62% van hen waren na twee maanden 1 of meer STOP of START aanbevelingen uitgevoerd. Stoppen met een geneesmiddel zonder duidelijke indicatie was het vaakst gegeven advies en 52% hiervan was na twee maanden uitgevoerd. We zagen echter geen significant effect op medicatie-gerelateerde heropnames, althans niet binnen dat ene onderzoeksjaar. “Je moet je realiseren dat ‘geen bewijs voor effect’ echt iets anders is dan ‘bewezen niet effectief’. Mogelijk zie je wél effect als je langer dan een jaar zou meten om effect te kunnen zien van nieuw voorgeschreven preventieve medicatie bijvoorbeeld. Of wanneer je een specifiekere risicogroep zou definiëren binnen de populatie die nu in de studie was opgenomen. Of wanneer je kans ziet meer van de aanbevelingen voor het optimaliseren van de behandeling daadwerkelijk geïmplementeerd te krijgen. Deze studie en de bemoedigende resultaten ervan effenen de weg voor toekomstig onderzoek op dit gebied,” licht Wilma toe.

Wetenschappelijke winst
Afgezien van de resultaten voor patiëntenzorg heeft dit Europese project tot talrijke wetenschappelijke vorderingen geleid. Zo hielp het onderzoekswerk van het UMC Utrecht-team bij de ontwikkeling van beslissingssoftware rond geneesmiddelengebruik, en de algoritmes die zo’n instrument gebruikt. Ook werd door onderzoek van Lianne Huibers, Bastiaan Sallevelt en Lauren Dautzenberg, de promovendi van het UMC Utrecht binnen het Nederlandse OPERAM team, inzicht verkregen in verbetermogelijkheden die de medicatiebeoordeling weer een stap verder kunnen brengen.

Het BMJ-artikel is hier te lezen