Esketamine zou een alternatief kunnen bieden voor elektroconvulsieve therapie (ECT) 

Het UMCG start samen met verschillende ziekenhuizen en GGZ-instellingen een onderzoek dat een alternatief kan bieden voor elektroconvulsieve therapie (ECT) als laatste redmiddel bij de behandeling van ernstige depressie. De komende jaren wordt onderzocht of orale inname van het narcosemiddel esketamine even effectief of zelfs effectiever is. De studie kan tot een enorme verbetering leiden van de zorg voor mensen met een zeer ernstige depressie voor wie ECT de enige overgebleven behandeloptie is omdat zij niet of onvoldoende reageren op psychotherapie en antidepressiva. Dit onderzoek wordt mogelijk gemaakt met een subsidie van € 3,2 miljoen van Zorginstituut Nederland en ZonMw, via de regeling Veelbelovende Zorg.

Patiëntvriendelijker en goedkoper
“Enorm belangrijk”, noemt prof. dr. Robert Schoevers, onderzoeksleider en afdelingshoofd Psychiatrie van het UMCG, de subsidietoekenning. “Wanneer we kunnen aantonen dat het oraal innemen van esketamine even goed werkt bij ernstige niet-psychotische therapieresistente depressie, dan beschikken we over een patiëntvriendelijker maar ook goedkoper alternatief voor ECT dat in de toekomst via de basisverzekering zal worden vergoed.”

ECT: zware behandeling met bijwerkingen
In Nederland kampen jaarlijks ongeveer 850.000 mensen met depressie, van mild tot heel ernstig. Bij een klein deel van hen, ongeveer 110 mensen per jaar met een niet-psychotische, ernstige depressie, is de depressie niet anders te behandelen dan met ECT, ook wel elektroshocktherapie genoemd. Dit is een zware behandeling met een lange ziekenhuisopname, herhaalde anesthesie en bijwerkingen die soms tot blijvende schade kunnen leiden, waaronder aantasting van het autobiografisch geheugen. Patiënten krijgen gemiddeld twaalf tot zestien keer een behandeling over een periode van acht weken.

Belangrijk bewijs binnen acht weken
Tijdens het gerandomiseerde onderzoek dat nu onder leiding van het UMCG kan gaan starten, is het de bedoeling dat 146 patiënten gaan meedoen. Eén groep wordt behandeld met ECT, terwijl de andere groep acht weken lang twee keer per week een dosis esketamine krijgt. Patiënten die een gevoeligheid hebben voor psychose worden van deelname uitgesloten omdat esketamine die kan opwekken. “De eerste fase van acht weken moet ons al belangrijk bewijs opleveren of esketamine in vergelijking met ECT goed werkt of niet”, aldus professor Schoevers. Beide groepen worden daarna gedurende een jaar gemonitord waarbij de groep die orale esketamine krijgt, de behandeling langzaam afbouwt.

Ook effectiever op de lange termijn
“Het aantal patiënten dat in het eerste jaar na de behandeling met ECT een terugval krijgt is vrij hoog, rond de 60 procent”, aldus Schoevers. “Op basis van data van een pilot met een beperkte groep patiënten, is onze verwachting dat de groep die esketamine krijgt, betere resultaten zal hebben.” De subsidieaanvraag van het UMCG heeft ook het Zorginstituut en ZonMw ervan overtuigd dat met orale esketamine “er naar verwachting een goedkoper en gebruiksvriendelijker alternatief beschikbaar komt die op de lange termijn effectiever is dan de gebruikelijke ECT behandeling”, aldus projectleider Souwer van het Zorginstituut.

Deelnemende partijen aan het onderzoek
Behalve het UMCG doen het LUMC, Amsterdam UMC (locatie VUmc), Pro Persona (locatie Nijmegen) en PsyQ/ Parnassia Groep Den Haag mee, alsook patiëntenorganisatie de Depressie Vereniging en MIND, de koepel van cliëntenorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg.

Meer dan 13 miljoen voor veelbelovende zorg
Het onderzoek naar de effectiviteit van orale esketamine in vergelijking met ECT, is één van in totaal 4 klinische onderzoeken naar veelbelovende, nieuwe behandelingen die op donderdag 18 juni samen ruim € 13 miljoen subsidie hebben gekregen uit de regeling Veelbelovende Zorg. Deze regeling bestaat sinds 2019, wordt uitgevoerd door Zorginstituut Nederland en medisch onderzoeksfinancier ZonMw, en bevordert dat veelbelovende zorg sneller het basispakket kan instromen. “Vooral de zorgkosten zijn vaak hoog en lastig te financieren tijdens onderzoeken,” aldus Yuri Souwer, projectleider Veelbelovende Zorg bij het Zorginstituut. De regeling financiert naast de onderzoekskosten ook die hoge zorgkosten zodat onderzoekers gegevens over de effectiviteit kunnen verzamelen. Op basis van het wetenschappelijk bewijs neemt het Zorginstituut aan het eind van het onderzoekstraject binnen zes maanden een standpunt in of zorg voldoet aan ‘de stand van wetenschap en praktijk’ en daarmee verzekerde zorg is.