Het onderzoek rangschikt verschillende scenario’s op volgorde van waarschijnlijkheid
Het is nog niet duidelijk waar ter wereld het coronavirus voor het eerst is overgegaan naar mensen en hoe dat kon gebeuren maar er zijn wel aanknopingspunten voor vervolg onderzoek.
Dat is het beeld dat naar voren komt uit het eindrapport van de WHO-missie naar China , bedoeld om de herkomst van het virus te onderzoeken. De missie bestond uit experts uit verschillende landen, waaronder viroloog Marion Koopmans van het Erasmus MC.
Hoewel de eerste grote uitbraak in Wuhan was, hoeft dat niet de plek te zijn waar het virus de sprong naar de mens maakte. Een waarschijnlijker scenario is dat het coronavirus van vleermuizen op een boerderijdier is overgesprongen, waarna het zich geleidelijk heeft aangepast aan de mens. Koopmans: ‘En dat dat gebeurde in Zuid-China of elders in Zuid-Oost Azië. Daar bevinden zich namelijk de gastheren bij wie wij virussen aantroffen die relatief dichtbij dit virus staan. Op de verdachtenlijst staan onder meer nertsen, konijnen, schubdieren en bamboeratten.’
Tussengastheer
Het onderzoek rangschikt verschillende scenario’s op volgorde van waarschijnlijkheid. Het scenario waarin het virus vanuit vleermuizen via een tussengastheer in de mens terecht is gekomen, is „waarschijnlijk tot zeer waarschijnlijk”. Directe overdracht van vleermuis naar mens scoort „waarschijnlijk”, en de overdracht via diepvriesproducten „mogelijk, maar niet waarschijnlijk”. Een viruslek vanuit uit een laboratorium is „extreem onwaarschijnlijk”.
‘Geen van de scenario’s is op basis van het beschikbare bewijs definitief te verwerpen of te bevestigen’’, zegt Koopmans. We willen verder onderzoek doen naar hoe het precies is gegaan, met welk dier als tussenstation en waar en wanneer.’
Tevreden
Koopmans is tevreden over de eerste onderzoeksresultaten. ‘We hebben in korte tijd heel veel informatie op een rij gekregen. Daardoor weten we nu veel beter hoe en waar we verder moeten zoeken. Zo willen we weten of er in de maanden voor december misschien kleinere uitbraken zijn geweest. Die patiënten kunnen we dan opsporen en interviewen. Ook willen we meer weten over de fokkerijen waar mogelijk gevoelige diersoorten vandaan komen. Daarnaast willen we vergelijkende studies doen naar antistoffen in het bloed, van voor de uitbraak in december en in de verschillende gebieden waar we aanwijzingen hebben voor het rondwaren van het virus.’