Oudere mensen met meerdere aandoeningen die in het ziekenhuis terecht komen, hebben vaak een lange lijst aan medicatie
Een team van zestien Nederlandse ziekenhuizen krijgt een subsidie van 1,4 miljoen euro van ZonMw. Zij gaan onderzoeken of ze heropnames in het ziekenhuis waarbij medicatie een rol speelt kunnen verminderen. Daartoe zetten ze teams in, bestaande uit een arts en een ziekenhuisapotheker. Die teams stemmen de medicatie vlak voor het ontslag van de patiënt af met alle betrokken specialisten, de huisarts, de apotheker en de patiënt zelf.
Oudere mensen met meerdere aandoeningen die in het ziekenhuis terecht komen, hebben vaak een lange lijst aan medicatie. En juist die stapel pillen maakt ze kwetsbaar en zorgt regelmatig voor heropname. “Een groot probleem van de moderne geneeskunde is dat de patiënt opgeknipt is in vele stukjes,” vertelt internist Kees Kramers, projectleider vanuit het Radboudumc. “De ene specialist kijkt naar het hart, de ander naar de gewrichten. Maar niemand heeft het overzicht van de hele patiënt en alle voorgeschreven pillen. Dat kan de huisarts zijn, maar die heeft vaak niet voldoende expertise of het mandaat om pillen te wijzigen.”
Communicatie
Kramers wil het medicijngebruik beter afstemmen. Daarom bedacht hij onder andere met reumatoloog en klinisch farmacoloog Noortje van Herwaarden van de afdeling Farmacologie-Toxicologie en onderzoekers uit verschillende andere academische centra het LIMONCELLO onderzoeksproject, dat nu 1,4 miljoen euro subsidie krijgt van ZonMw. In het project kijkt per ziekenhuis een team, bestaande uit een ziekenhuisapotheker en een arts, vlak voor het ontslag van een patiënt uit het ziekenhuis naar de medicatie. Zijn al die pillen nodig? Hoe beïnvloeden ze elkaar? Zij passen die pillen zo nodig aan, met als doel: minder nieuwe ziekenhuisopnames.
“Cruciaal daarbij is de communicatie,” licht Kramers toe. “Het team van apotheker en arts overlegt met de betrokken specialisten of de medicatie anders kan. Ook nemen ze contact op met de huisarts, die de centrale regie houdt over de patiënt. De huisarts kan nog belangrijke extra informatie hebben. Vervolgens schrijft het team een brief die mee gaat met het behandelverslag van het ziekenhuis, naar alle betrokken specialisten, de huisarts, de openbare apotheker en de patiënt. We hebben in het verleden gezien dat dit soort projecten mis liepen op gebrekkige communicatie en het ontbreken van een centraal aanspreekpunt. Dat gaan wij anders doen.”
Integrale zorg
Aan het project doen 16 ziekenhuizen mee, waaronder alle UMC’s. Zij selecteren voor de studie patiënten met een hoog risico, bij wie de kans groot is dat medicatie een rol speelt bij een nieuwe ziekenhuisopname. Via loting worden de ziekenhuizen opgedeeld in twee groepen. De ene groep gaat de nieuwe methode toepassen, met de integrale beoordeling van de patiënt en medicijnen door een team van een arts en een apotheker. Daarbij kiezen ze zelf of de arts een internist of een geriater is. De andere groep past de standaard klinische zorg toe.
“We gaan kijken of we met onze aanpak het aantal heropnames en bezoeken aan de eerste hulp kunnen verminderen,” legt Van Herwaarden uit. “Minder pillen geven is geen doel op zich, maar we verwachten wel dat medicijngebruik af zal nemen. Daarnaast volgen we de patiënten een jaar lang. Hoe bevalt de nieuwe aanpak en hoe is de kwaliteit van leven? Ook vragen we huisartsen en apothekers hoe ze het ervaren dat een team in het ziekenhuis de medicatie afstemt.”
Kosteneffectiviteit
Een ander belangrijk onderdeel van de studie is de kosteneffectiviteit. Kramers: “We kunnen de nieuwe aanpak uiteindelijk alleen succesvol implementeren als we weten hoeveel tijd en geld dit kost, en of die extra investering opweegt tegen de voordelen. Dat gaan we uitgebreid monitoren. Als onze aanpak werkt, moet dit in de toekomst vergoede zorg worden.”