Openbare apotheken verstrekten in de eerste helft van 2019 aan 520.000 patiënten een oraal anticoagulantium ter preventie van trombose

Het gebruik van direct werkende orale anticoagulantia (DOAC) is sinds hun introductie ongeveer tien jaar geleden gestaag gestegen. Dit gaat ten koste van de al vele decennia toegepaste ‘bloedverdunners’ van het type vitamine-K-antagonisten (VKA). 53% van de gebruikers van orale anticoagulantia slikt inmiddels een DOAC. Dat schrijft de SFK deze week in het Pharmaceutisch Weekblad.

Openbare apotheken verstrekten in de eerste helft van 2019 aan 520.000 patiënten een oraal anticoagulantium ter preventie van trombose. Aan ongeveer 47% van hen was dat acenocoumarol of fenprocoumon, de twee in Nederland beschikbare VKA’s. De rest ontving van de apotheek een van de DOAC’s: dabigatran (Pradaxa), rivaroxaban (Xarelto), apixaban (Eliquis) of edoxaban (Lixiana). 

Twee jaar geleden in de eerste helft van 2017 verstrekten apotheken orale anticoagulantia aan 475.000 patiënten. Het aandeel VKA-gebruikers was toen nog ongeveer twee derde, terwijl een derde een DOAC gebruikte. De eerste DOAC’s kwamen rond 2009 beschikbaar. Ze hebben als belangrijk voordeel boven de VKA’s dat gebruikers hun stollingswaarden niet door de trombosedienst hoeven te laten controleren. DOAC’s zijn echter wel veel duurder dan VKA’s, maar hoeveel duurder precies, is niet bekend vanwege geheime prijsafspraken die de overheid met de leveranciers van onder meer DOAC’s heeft gemaakt. Overigens meldde de minister in oktober 2018 dat de zogenoemde financiële arrangementen voor de DOAC’s zouden aflopen per 1 januari 2019, maar mogelijk worden ze nog – met terugwerkende kracht – verlengd.

In de periode van juli 2018 tot en met juni 2019 kwamen de kosten van DOAC’s op basis van de officiële inkoopprijzen uit op € 180 miljoen. In dat bedrag is de vergoeding voor de farmaceutische zorg in de apotheek niet inbegrepen. Voor de VKA’s bedroegen die kosten nog geen € 4 miljoen.

Meest gebruikt
Van alle gebruikers van orale anticoagulantia heeft de VKA acenocoumarol met 37,5% de meeste gebruikers, gevolgd door rivaroxaban met 21%. Gerangschikt naar het aantal verstrekkingen voert DOAC rivaroxaban de lijst met 28% aan, gevolgd door DOAC apixaban met 26%. Acenocoumarol komt pas op de derde plaats met 25% van het aantal verstrekkingen. De reden daarvan is dat DOAC’s in tegenstelling tot VKA’s wel in weekdoseersystemen (Baxterrollen) kunnen worden verstrekt, omdat een vast doseerregiem van kracht is. Daardoor zijn er meer verstrekkingen voor kortere perioden. Van VKA’s is de dosering niet voor een langere periode vooraf bekend (een must voor Baxterrollen), omdat die na ieder controle door de trombosedienst kan moeten worden aangepast. Daardoor worden de VKA’s minder vaak – voor een ‘normale’, langere periode – verstrekt.

Overstappers
Om te beoordelen in welke mate patiënten overstappen van VKA’s naar DOAC’s en omgekeerd heeft de SFK geteld hoeveel mensen in de afgelopen twaalf maanden zowel een VKA als een DOAC hebben gebruikt. Het blijkt dat dat om 14.000 patiënten gaat. Dit is ongeveer 2,5% van de gebruikers. Aan vier op vijf van hen verstrekte de apotheek als laatste een DOAC en aan ongeveer één vijfde een VKA.