In 2016 verdronken 86 inwoners van Nederland. Het aantal verdrinkingen is de afgelopen twintig jaar steeds minder geworden, vooral bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Kinderen tussen de 5 en 10 jaar uit deze groep worden naar verhouding het vaakst slachtoffer van verdrinkingsongevallen. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
Hoewel verdrinking relatief vaak voorkomt bij mensen met een niet-westerse achtergrond, wordt het verschil met de rest kleiner. In de periode 1996 tot en met 2002 verdronken nog 1,5 op de 100 duizend inwoners van deze groep. In de periode 2010 tot en met 2016 was dat 33 procent minder, namelijk 1 op de 100 duizend inwoners. In dat tijdvak verdronken 0,4 mensen op de 100 duizend inwoners met een Nederlandse achtergrond, 11 procent minder dan in de periode 1996 tot en met 2002.
Kinderen met niet-westerse achtergrond relatief vaak slachtoffer
Vooral bij kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond komt verdrinking vaker voor. Bij de 5- tot en met 9-jarigen is het verschil met kinderen met een Nederlandse achtergrond het grootst. In de afgelopen zeven jaar verdronken 0,1 op de 100 duizend kinderen van deze leeftijd met een Nederlandse achtergrond, tegen bijna 1 op de 100 duizend kinderen met een niet-westerse achtergrond. Alleen bij 60-plussers is het aantal verdrinkingen relatief net zo hoog als bij mensen met een Nederlandse achtergrond.
Meeste buitenlandse bezoekers die verdrinken zijn Duitsers en Polen
In de periode 2010 tot en met 2016 verdronken in Nederland 127 mensen die niet in Nederland woonden. Dit is ruim 18 procent van het totale aantal verdrinkingen in Nederland. In 31 procent van de gevallen ging het om iemand uit Duitsland en in 25 procent van de gevallen iemand uit Polen.