Een landelijk goed beeld ontbreekt nog
Om het drugsgebruik in Nederland scherper in beeld te krijgen, wordt landelijk onderzoek gedaan naar drugsresten in het rioolwater. Dit soort onderzoek wordt al lokaal incidenteel uitgevoerd in opdracht van gemeenten en als onderdeel van een breder onderzoek in verschillende Europese steden. Een landelijk goed beeld ontbreekt nog. In een proef wordt nu landelijk onderzoek gedaan via meetpunten van de Nationale Rioolwatersurveillance om te bekijken of via rioolwater het drugsgebruik beter in kaart kan worden gebracht.
Dat heeft het kabinet besloten op voorstel van minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid en staatssecretaris Van Ooijen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Trimbos-instituut en de (Unie van) waterschappen zijn gevraagd om het onderzoek te doen naar drugsresten in het rioolwater via de Nationale Rioolwatersurveillance (NRS).
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid: ,,Drugsgebruik is niet normaal. Het levert groot gevaar op. Drugshandel en drugsproductie gaan gepaard met intimidatie en grof geweld waarmee onze samenleving wordt bedreigd: schietpartijen, explosies en brandgevaarlijke drugslabs in woonwijken, jongeren die criminele klussen opknappen en drugsafval in natuurgebieden. Elke snuif cocaïne en xtc-pil dragen bij aan de instandhouding van deze nietsontziende criminele industrie waar we met onze hele rechtsstaat tegen strijden.’’
Staatssecretaris Maarten van Ooijen van VWS: “Naast dat het gevaarlijk is, is het gebruik van drugs ook nog eens zeer ongezond. Met deze pilot krijgen we een nog vollediger en objectiever beeld van welke middelen gebruikt worden. Met deze informatie kunnen we nog gerichter interventies inzetten om het drugsgebruik terug te dringen.”
Breder inzicht
In november is begonnen met de eerste proefopzet met rioolwatermetingen op circa twintig locaties. De gebieden die de meetpunten bestrijken, zijn verspreid over het land gekozen om een beter beeld te krijgen van het drugsgebruik in Nederland. Hierbij wordt naar geografische verschillen gekeken in bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling in leeftijd en de verdeling tussen stedelijk en landelijk gebied. Door meerdere keren in het jaar een aantal dagen per week te meten komt een actueel tijdsbeeld beschikbaar van het drugsgebruik en kunnen veranderingen snel worden opgemerkt. De resultaten geven zo inzicht in het drugsgebruik op breder geografisch niveau en brengen mogelijk nieuwe trends en ontwikkelingen in kaart. Dit kan van waarde zijn voor het drugsbeleid van de betrokken ministeries.
Er is voor gekozen om eerst een pilotstudie uit te voeren om zo uit te zoeken wat op kennis en logistiek gebied allemaal nodig is om het landelijke onderzoek het beste uit te voeren. Hierin kan dan ook worden bijgestuurd indien nodig. De pilot loopt tot eind 2024, waarbinnen op (vooralsnog) vijf momenten wordt gemeten op het gebruik van: cocaïne via het meten van de stof benzoylecgoinine (stof waar cocaïne naar wordt omgezet in het lichaam), amfetamine (speed), methamfetamine (crystal meth), MDMA (ecstasy) en designerdrugs ofwel nieuwe psychoactieve stoffen (3-CMC en 4-CMC). De Tweede Kamer wordt over de voortgang en de resultaten van het onderzoek (tussentijds) geïnformeerd. Op basis van de resultaten wordt besloten of het onderzoek standaard moet worden uitgevoerd om het drugsgebruik te blijven meten.
Bron: Rijksoverheid