Zes op de tien 15-plussers geven aan vertrouwen te hebben in de medemens.

Dat aandeel is al enkele jaren stabiel. Hoogopgeleiden hebben meer sociaal vertrouwen dan laagopgeleiden. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS over het vertrouwen in de samenleving.

In de periode 2015–2016 heeft 60 procent vertrouwen in de medemens, net iets meer dan in de periode 2012–2014 (58 procent). ¬Ook heeft een duidelijke meerderheid vertrouwen in gezaghebbende instituties. Zo geven zeven op de tien burgers aan vertrouwen te hebben in rechters en politie. Dit vertrouwen is iets toegenomen.

Het vertrouwen in de Tweede Kamer is aanmerkelijk lager. Het percentage personen dat aangeeft vertrouwen te hebben in dit instituut schommelt tussen 31 in 2013 en 37 in 2016. Het vertrouwen in de Europese Unie is iets gedaald, maar is vanaf 2014 stabiel op 36 procent. Het vertrouwen in de grote bedrijven en banken is eveneens afgenomen.

Vertrouwen groeit met opleidingsniveau
Het vertrouwen neemt toe met het niveau van de opleiding. Van de mensen met alleen basisonderwijs heeft 39 procent vertrouwen in de medemens. Dat vertrouwen loopt op tot 86 procent bij de groep met een universitaire opleiding. Hoger opgeleiden hebben doorgaans ook meer vertrouwen in (politieke) instituties dan lager opgeleiden.

De verschillen zijn echter minder geprononceerd dan bij het onderlinge vertrouwen. Het vertrouwen in leger, politie en pers neemt met zo’n 12 procentpunt toe als het opleidingsniveau stijgt. Het vertrouwen in ambtenaren en de Europese Unie stijgt met zo’n 17 procentpunt, het vertrouwen in de Tweede Kamer met 24 procentpunt en het vertrouwen in rechters zelfs met 32 procentpunt.

Met de opleiding neemt het vertrouwen in banken echter af. Bij het vertrouwen in grote bedrijven en kerken zijn er geen verschillen tussen de opleidingsniveaus.

Bron: CBS