De Algemene Rekenkamer heeft in haar verantwoordingsonderzoek naar de rijksrekening 2020 ernstige tekortkomingen geconstateerd
De coronapandemie heeft niet alleen haar sporen achtergelaten in de samenleving, maar ook in de overheidsfinanciën. De rijksoverheid gaf in 2020 € 29 miljard uit om de virusuitbraak te bestrijden en de economische gevolgen ervan in te dammen. De Algemene Rekenkamer stelt in haar verantwoordingsonderzoek naar de rijksrekening 2020 vast dat deze omvangrijke stroom extra uitgaven zowel de informatievoorziening aan het parlement als het beheer van de rijksfinanciën onder druk heeft gezet.
Daar staat tegenover dat er ook veel goed ging. Ministeries en uitvoeringsorganisaties troffen in korte tijd steunmaatregelen om de gevolgen van de coronacrisis te beperken. De ICT-afdelingen bij het Rijk ondersteunden niet alleen deze regelingen, maar maakten het ook mogelijk dat 175.000 ambtenaren van de ene op de andere dag thuis konden werken. Een prestatie op zichzelf.
Ernstige constateringen
De Algemene Rekenkamer heeft niettemin in haar verantwoordingsonderzoek naar de rijksrekening 2020 ernstige tekortkomingen geconstateerd. Het financieel beheer bij het Ministerie van VWS schoot dermate tekort, dat de Algemene Rekenkamer daartegen bezwaar heeft gemaakt.
Hiernaast is zowel bij de uitgaven als de verplichtingen de tolerantiegrens van maximaal 1% fouten en onzekerheden inzake de rechtmatigheid overschreden. Dit is sinds 2008 (kredietcrisis) niet meer voorgekomen. Van 2,48% van de verplichtingen (uitgaven in de toekomst, waarvoor een juridische verplichting is aangegaan) staat de rechtmatigheid niet vast. Daarmee is een bedrag van ruim € 9,1 miljard gemoeid. Twee derde hiervan hangt samen met de bestrijding van de coronacrisis. Daarnaast is van 1,52% van de uitgaven, € 4,3 miljard, de rechtmatigheid in het geding. Ruim de helft hiervan houdt verband met de strijd tegen het virus.
De Algemene Rekenkamer noemt deze uitkomsten van haar verantwoordingsonderzoek naar de rijksrekening 2020 zorgelijk en plaatst daarom een kritische kanttekening bij de goedkeuring van de rijksrekening 2020, net zoals zij dat ook bij die van 2019 deed.
Staten-Generaal stond meermaals voor voldongen feit
Een belangrijke oorzaak van onrechtmatigheden is dat het parlement niet vooraf werd geïnformeerd. In het coronajaar 2020, waarin ministers met grote spoed maatregelen namen om de pandemie te bestrijden, zijn de Tweede en Eerste Kamer meermaals voor een voldongen feit gesteld.
Dit speelde bij de minister van VWS rond het tekenen van overeenkomsten, bij de ministers van EZK en LNV bij de invoering van steunmaatregelen voor bedrijven en bij de minister van BZK bij het verstrekken van leningen ter bestrijding van de economische crisis die volgde op het wegvallen van toerisme op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten door de coronapandemie. En, los van de coronacrisis, bij het kabinetsbesluit om gedupeerden in de affaire rond de kinderopvangtoeslag € 30.000 uit te keren.
Schending budgetrecht parlement
In de Comptabiliteitswet is vastgelegd dat nieuw beleid pas na instemming van de Tweede en Eerste Kamer mag worden uitgevoerd. Afwijken van deze regel mag alleen als ingrijpen geen uitstel duldt en de minister de Tweede en Eerste Kamer daarover vooraf informeert. Dat geeft beide Kamers de kans zich desgewenst uit te spreken over de voornemens. Geeft de minister die mogelijkheid niet, dan schendt hij het budgetrecht van het parlement. Daarmee is in de ogen van de Algemene Rekenkamer de hoeksteen van het democratisch bestel in het geding. Uitgaven en verplichtingen die in strijd met deze wettelijke bepalingen zijn gedaan, beoordeelt de Rekenkamer als onrechtmatig. De Algemene Rekenkamer vraagt hiervoor dan ook de aandacht van kabinet en parlement.
Financieel beheer VWS
De coronacrisis heeft vooral bij de ministeries van SZW, VWS en EZK geleid tot hoge extra uitgaven. Terwijl bestrijding van de gevolgen van de pandemie de aandacht van de ministers en hun medewerkers opeiste, kwamen bij het ministerie van VWS structurele zwakheden in de bedrijfsvoering bloot te liggen. Het financieel beheer over de extra uitgaven en verplichtingen schoot ernstig tekort. Het gaat om € 5,1 miljard publiek geld, voor onder meer testmaterialen (bijna € 1 miljard), beschermingsmiddelen en beademingsapparatuur voor zorginstellingen (ruim € 1,2 miljard) en de zorgbonus (€ 2 miljard).
De problemen waren al in september 2020 bekend, maar de minister van VWS kwam pas begin 2021 in actie om greep te krijgen op de uitgaven in 2020 en deze in de jaarrekening te kunnen verwerken. Deze inspanning kon niet meer voorkomen dat er in de verantwoording forse fouten en onzekerheden optraden over de rechtmatige besteding van gelden en de betrouwbaarheid van de uitgaven.
Zo ontbreken bijvoorbeeld ontvangstbewijzen voor rechtstreekse leveringen van goederen als beademingsapparatuur aan zorginstellingen. Evenmin is duidelijk of de aantallen afgenomen coronatesten op facturen die de minister van VWS betaalde, klopten.
Bezwaarprocedure VWS
De Algemene Rekenkamer heeft op 2 april 2021 tegen deze gang van zaken bezwaar gemaakt, een uitzonderlijk instrument dat de Rekenkamer zelden inzet. Hierbij is om een verbeterplan gevraagd. De minister heeft dat intussen opgesteld. Dit plan voorziet in versterking van het financieel beheer op korte en de langere termijn, wat tot structurele verbeteringen moet leiden. De Algemene Rekenkamer heeft daarom op 6 mei 2021 besloten haar bezwaar op te heffen. Desondanks beoordeelt zij het tekortschietende financieel beheer als een ernstige onvolkomenheid.