Het bestuderen van het weefsel van door COVID-19 getroffen patiënten kan in dit opzicht verhelderend zijn
De effecten en de ernst van COVID-19 verschillen sterk per patiënt. Waarom dat zo is, is tot nu toe onduidelijk. Dit beperkt zowel de ontwikkeling van diagnostische testen als therapie. Nieuw onderzoek van het weefsel van COVID-19-patiënten kan helpen meer inzicht te verkrijgen in het verloop van de ziekte.
COVID-19 wordt gekenmerkt door een opvallende variatie in uiting en ernst van ziekte tussen patiënten, en is sterk tijdsafhankelijk. Het is tot dusverre onvoldoende duidelijk welke weefselreacties en ziekmakende processen aan deze variatie ten grondslag liggen. Dit beperkt zowel de ontwikkeling van specifieke diagnostische middelen als gepersonaliseerde therapie voor individuele patiënten.
Het bestuderen van het weefsel van door COVID-19 getroffen patiënten kan in dit opzicht verhelderend zijn. In het weefsel kan een onderscheid worden gemaakt tussen direct door het virus veroorzaakte beschadiging, auto-immuniteit en de inmiddels vanuit de kliniek bekende stollingsfenomenen, die mogelijk allen een andere behandeling behoeven.
Onderzoekers van de afdeling Pathologie van het Erasmus MC leiden een door ZonMw gefinancierd onderzoeksproject in samenwerking met UMCG, RadboudUMC, LUMC en Amsterdam UMC. Het project is gericht op het opzetten van een virtuele biobank. Daarin worden weefsels en zo mogelijk biopten van met COVID-19-geïnfecteerde patiënten geanalyseerd en opgeslagen.
Het onderzoek richt zich op vier onderdelen:
- Immuunreacties in het weefsel die voorspellen hoe de ziekte zich zal gaan ontwikkelen, wat de onderliggende pathogenetische mechanismen zijn en wat een mogelijke behandeling hiervoor kan zijn;
- de relatieve aanwezigheid van voor COVID-19 belangrijke eiwitten in het weefsel, specifiek in relatie tot bekende risicogroepen;
- de betrokkenheid van het centraal zenuwstelsel bij COVID-19 en
- de langetermijneffecten van COVID-19 op het weefsel van patiënten die de acute fase van de ziekte overleefd hebben.
Jan von der Thüsen, patholoog in het Erasmus MC en onderzoeksleider: “Wij stellen voor om het in Nederland beschikbare en geschikte weefsel voornamelijk van obducties, maar ook van resectiepreparaten, en zo mogelijk biopten van met SARS-CoV-2 geïnfecteerde patiënten te organiseren in een virtuele biobank waarin deze onderwerpen kunnen worden onderzocht.” Dit gebeurt op initiatief van het Dutch COVID-19 Pathology Consortium, dat reeds enige tijd actief is op het gebied van de informatievoorziening ten aanzien van COVID-19 in de pathologiepraktijk.
Deze data zullen naar verwachting leiden tot verbeterd begrip van de ontstaansgeschiedenis en variabiliteit van deze ziekte en leiden tot gepersonaliseerde behandeling, en derhalve hopelijk overleving.