De meest gangbare manier is een gulden middenweg: de knie eerst rust geven, dan kijken hoe het gaat met de stabiliteit van de knie
Moet je patiënten met een gescheurde voorste kruisband direct opereren? Of is het beter ze stap voor stap te laten genezen met rust en fysiotherapie? Het Erasmus MC is een grote stap dichterbij het antwoord.
Opereren of fysiotherapie? Over die vraag breken orthopeden en sportartsen zich al decennia lang het hoofd. Orthopedisch chirurg dr. Duncan Meuffels en wetenschappelijk onderzoeker orthopedie dr. Max Reijman zijn een grote stap dichterbij het antwoord gekomen, dankzij hun gerandomiseerde, dubbelblinde studie COMPARE. Uitkomst: de helft van de patiënten komt weer goed op de been zonder operatie, de helft moest gaandeweg het genezingsproces worden geopereerd.
De resultaten van de studie zijn 14 maart gepubliceerd in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift British Medical Journal .
Fifty-fifty
Je zou kunnen denken dat de onderzoekers met die fifty-fifty uitkomst niet erg zijn opgeschoten. Maar niets is minder waar, beklemtonen Reijman en Meuffels. ‘Er zijn twee mogelijkheden om een gescheurde kruisband aan te pakken: de kwetsuur meteen opereren, of met fysio stap voor stap weer goed leren bewegen mét de kapotte kruisband.’
De meest gangbare manier is een gulden middenweg: de knie eerst rust geven, dan kijken hoe het gaat met de stabiliteit van de knie. Blijft de stabiliteit onvoldoende en blijft het gewenste niveau van bewegen achter? Dan wordt alsnog geopereerd. Gaat het genezingsproces duidelijk de goede kant op? Dan verder met fysiotherapie.
Maar de studie van Meuffels en Reijman brengt aan het licht dat dit afwachtende beleid een onnodig lang genezingsproces oplevert voor de groep patiënten die een operatie nodig bleek te hebben.
‘Wij wilden onomstotelijke duidelijkheid krijgen over de vraag: moet je een gescheurde voorste kruisband opereren of niet?’, legt Meuffels uit. ‘Daarom hebben we, in nauwe samenwerking met een aantal ziekenhuizen in Nederland, de studie COMPARE opgezet.’
Niet gemakkelijk
Geen gemakkelijke studie, beaamt de orthopedisch chirurg. ‘Het was vooral voor de patiënten, onder wie veel gedreven (top)sporters, een vreemde gewaarwording. We hebben hen gevraagd te helpen bij deze studie. Via loting werd bepaald of ze direct werden geopereerd, of dat ze de behandeling met rust en fysiotherapie kregen.’
Max Reijman beklemtoont: ‘We hadden voor die laatste groep natuurlijk wel een achterwacht gecreëerd. Patiënten die ernstige klachten hielden, gingen alsnog op voor een operatie.’
Waardevolle informatie
Alle 167 patiënten werden in totaal twee jaar lang gevolgd door de onderzoekers. Dat leverde veel waardevolle informatie op. ‘We weten nu dat de helft gebaat is bij een operatie, omdat de instabiliteit van de knie de patiënt parten bleef spelen’, zegt Meuffels. ‘Én we weten dat de andere helft goed uit de voeten kan met fysiotherapie, rust en geleidelijke revalidatie. We weten bovendien ook dat er een groep patiënten is, die we meteen moeten opereren, omdat hun revalidatietraject onnodig lang duurt als we de conventionele behandeling toepassen. De behandeling van rust, fysio, afwachten en pas bij blijvende instabiliteit opereren.’
Daarbij zijn tijdens de studie bepaalde kenmerken aan de oppervlakte gekomen, aan de hand waarvan artsen zeer waarschijnlijk ook kunnen gaan vaststellen wélke patiënten meteen een operatie nodig hebben.
ROTATE
Om ook dat wetenschappelijk te bewijzen, zijn Meuffels en Reijman inmiddels gestart met de ROTATE-studie . Daarin zullen ze onderzoeken of artsen aan de hand van een aantal kenmerken kunnen vaststellen of de patiënt met een gescheurde kruisband zo snel mogelijk moet worden geopereerd, of dat fysiotherapie en geleidelijke revalidatie volstaat.
Meuffels en Reijman: ‘Omdat we die studie niet willen beïnvloeden, kunnen we over die kenmerken niet te veel zeggen. Maar in de COMPARE-studie zaten veel sporters, en voor hen was één ding van belang: dat zij zo snel mogelijk het sporten op het oude niveau konden hervatten. Daarom is het zo belangrijk dat wij straks goed weten welke aanpak het beste past bij de individuele patiënt.’