Het groeiend aantal mensen met overgewicht heeft ook tot gevolg dat het aantal mensen met vette leverziekte zeer snel toeneemt
TNO heeft, in samenwerking met Academisch Medische Centra van Amsterdam, Leiden en Kopenhagen, een nieuwe set van biomarkers* ontdekt die in het bloed gemeten kunnen worden en die de mate van fibrosering, de vorming van littekenweefsel in de lever, kan vaststellen. Leverfibrose wordt op dit moment gediagnosticeerd door het nemen van een leverbiopt (een hapje uit de lever). Door de diagnose aan de hand van bloed-biomarkers, wordt de patiënt een dure, pijnlijke en niet-ongevaarlijke ingreep bespaard.
Nature Communications publiceerde een artikel van TNO-onderzoekers over de nieuw ontdekte methode waarbij het meten van 3 specifieke eiwitten genoeg is om de ernst van de fibrose te bepalen.
Aantal mensen met vette leverziekte neemt toe
Het groeiend aantal mensen met overgewicht heeft ook tot gevolg dat het aantal mensen met vette leverziekte (metabole dysfunctie-geassocieerde steatotische leverziekten (MASLD)), zeer snel toeneemt, inclusief de bijkomende complicaties zoals fibrose.
Op dit moment kan de mate van leverfibrose alleen met zekerheid vastgesteld worden door het nemen van een leverbiopt. Dat is een pijnlijke, dure en ook niet ongevaarlijke ingreep. Daarom is er behoefte aan snelle, goedkopere en voor de patiënt minder belastende manieren om de mate van leverfibrose te kunnen bepalen.
Beter zicht op het stadium van de aandoening
TNO maakte gebruik van een eerder ontwikkeld proefdiermodel dat heel nauwkeurig de ziekte in de patiënt nabootst. Dat maakte het mogelijk om de dynamiek van de ziekte te bestuderen en zicht te krijgen op welke eiwitten daarin een rol spelen. Daarnaast is er gekeken welke van deze eiwitten ook in het bloed van patiënten aanwezig zijn en daarin gemeten kunnen worden.
Dat leidde tot een set van drie eiwitten (biomarkers) die a) simpel gemeten kunnen worden en b) goed onderscheid kunnen maken tussen de diverse fibrosegradaties en c) een beter voorspellende waarde hebben dan biomarkers die nu regelmatig gemeten worden. Deze unieke set van biomarkers is vervolgens gevalideerd in een onafhankelijk Deens patiëntencohort.
Binnen de huidige samenwerking zal ook geëvalueerd worden of de set kan bijdragen aan lopende Nederlandse en internationale zorgpadstudies voor MASLD-MASH en daarmee uiteindelijk ook aan de Nederlandse MASLD-MASH richtlijn. Deze biomarkers lijken daarmee van grote toegevoegde waarde te kunnen worden, niet alleen in de diagnose van leverfibrose, maar ook bij de selectie van patiënten voor klinische MASLD-trials of bij het al vroeg kunnen volgen van het effect van behandelingen.
Klinisch vooronderzoek kan gerichter plaatsvinden
Om de effectiviteit van een geneesmiddel aan te kunnen tonen moeten farmaceutische bedrijven klinisch vooronderzoek doen. Daarvoor is het essentieel dat de juiste patiënten meedoen. Klinische onderzoekscentra, waar dit plaatsvindt, hebben dus baat bij het gebruik van de TNO-biomarkerset omdat daarmee sneller en nauwkeuriger vastgesteld kan worden welke patiënten wel en niet in aanmerking komen. Uiteindelijk is het de patiënt die zo sneller toegang kan krijgen tot een werkend geneesmiddel.
Effect van behandelen al vroeg te volgen
TNO verwacht, omdat de biomarkers gekoppeld zijn aan het actieve ziektemechanisme, dat deze ook gebruikt kunnen worden voor het snel kunnen bepalen of een therapie wel of geen effect heeft.
Met de ontdekte biomarkers is dat al veel vroeger na het begin van de behandeling zichtbaar. Dit vereist nog verder onderzoek. Maar het zou een ultieme verbetering zijn in een minder belastende, effectievere en goedkopere behandeling van het snel toenemend aantal patiënten met leverfibrose.
Bron: TNO