Tot eind 2018 was er voor melanoompatiënten met uitzaaiingen in de lymfeklieren na hun operatie geen standaard aanvullende behandeling beschikbaar
Melanoompatiënten met uitzaaiingen in de lymfeklieren kunnen sinds dit jaar na hun operatie een aanvullende behandeling krijgen. Deze behandeling verkleint de kans dat de ziekte terugkomt en is sinds dit jaar in het UMCG en MCL beschikbaar. Melanoom is een agressieve vorm van huidkanker.
Er zijn twee soorten aanvullende behandeling voor deze patiëntengroep beschikbaar: immunotherapie met het medicijn Nivolumab via een infuus en immunotherapie met Dabrafenib en Trametinib in tabletvorm. Of aanvullende behandeling geschikt is voor een patiënt en zo ja, in welke vorm, hangt af van het soort tumor, het stadium van de ziekte en zijn of haar algemene conditie. Beide aanvullende behandelingen duren een jaar.
Tot eind 2018 was er voor melanoompatiënten met uitzaaiingen in de lymfeklieren na hun operatie geen standaard aanvullende behandeling beschikbaar. Een deel van deze patiënten deed de afgelopen jaren mee aan klinisch onderzoek en kreeg experimentele aanvullende behandelingen, onder andere met Nivolumab en Dabrafenib/Trametinib. Dit gebeurde ook in het UMCG. Volgens de landelijke commissie ter Beoordeling Oncologische Middelen (BOM) is er momenteel voldoende bewijs dat de aanvullende behandelingen zinvol zijn. Dat betekent dat deze geneesmiddelen nu beschikbaar zijn als standaard zorg.
Nederland kent 14 melanoom expertisecentra. In de regio Groningen, Friesland en Drenthe zijn dat het UMCG en het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL). Patiënten kunnen daar ook terecht voor deze aanvullende behandeling. Patiënten die complexe zorg nodig hebben, worden gezamenlijk besproken.
Tot op heden werden er jaarlijks ruim 100 patiënten met uitgezaaid melanoom behandeld in het UMCG en het MCL. Met de komst van de nieuwe aanvullende behandelingen zal dit aantal waarschijnlijk verdubbelen. Het UMCG doet veel onderzoek naar verbetering van de bestaande behandelingen zoals immunotherapie. Ook wordt onderzocht welke patiënten er wel en geen baat bij hebben, zodat we dit in de toekomst beter kunnen voorspellen.