UMC Utrecht is in 2005 begonnen met MRI-gestuurde radiotherapie

Goed nieuws over de behandelmogelijkheden voor patiënten met gevorderde baarmoederhalskanker. Onderzoek wijst uit dat beeldgestuurde inwendige bestraling zorgt voor verbeterde lokale tumorcontrole, en bovendien in een betere overleving van de patiënten. Radiotherapeut Ina Jürgenliemk-Schulz vertelt erover.   

“UMC Utrecht is in 2005 begonnen met MRI-gestuurde radiotherapie; dat was toen een hele nieuwe ontwikkeling”, vertelt Ina Jürgenliemk-Schulz. Het betekent dat je tijdens de bestralingsbehandeling met MRI meekijkt en de tumor direct in beeld hebt. Daardoor win je aan nauwkeurigheid. En je kunt met een hogere dosis bestralen, want door de grotere precisie beschadig je minder gezond weefsel.

Toepassing in de gynaecologie
“In 2005 stond beeldgestuurde inwendige radiotherapie dus echt nog in de kinderschoenen”, vertelt Ina Jürgenliemk-Schulz. Er werd destijds over gesproken op het Europees Radiotherapie congres in Boedapest, en er werd ter plaatse een nieuwe werkgroep Radiotherapie voor gynaecologische tumoren in het leven geroepen. Er werden multicenter studies opgezet: meerdere ziekenhuizen voeren dan samen een wetenschappelijk onderzoek uit. Dat is heel belangrijk als je betere behandelingen zoekt voor ziekten die weinig voorkomen. Als je het niet samen doet,  kom je niet verder. Ons ziekenhuis heeft aan de wieg heeft gestaan van beeldgestuurd bestralen en van de  nieuwe technologie die daarvoor nodig is. Dat hielp mij om samen met onze klinisch fysicus Astrid de Leeuw een coördinerende positie voor Nederland in de EMBRACE 1-studie te krijgen.

Als je als radiotherapeuten een nieuwe therapie wilt introduceren, moet je dat natuurlijk heel goed afstemmen met de andere specialisten die vrouwen met baarmoederhalskanker behandelen: de gynaecologen en medisch oncologen. Zij zijn immers de medebehandelaars van de patiënten. In het UMC Utrecht hebben collega’s uit alle betrokken specialismen dit onderzoek van harte ondersteund en hun medewerking gegeven.”

Uitkomsten van de studie
De EMBRACE 1-studie heeft data van 1400 vrouwen met gevorderde baarmoederhalskanker geanalyseerd die behandeld worden met een combinatie van uitwendige bestralingen, chemotherapie en inwendige bestralingen. ‘Onze’ behandeling met inwendige MRI-gestuurde radiotherapie blijkt te resulteren in verbeterde lokale tumorcontrole; dat wil zeggen dat de tumor verdwijnt en in elk geval op die plaats niet meer terugkomt. Bovendien verbeterde de overleving van de patiënten: een groter aantal overleeft de ziekte, en andere vrouwen leven langer door, zonder dat ze ernstige bijwerkingen ondervinden. Ina Jürgenliemk-Schulz: “Het is bijzonder, dat een lokale verbetering direct tot overlevingswinst leidt; dat zie je niet vaak.”

Over de studie is een artikel verschenen in het toonaangevende vaktijdschrift The Lancet Oncology.  Deze publicatie is de kroon op 15 jaar succesvolle therapie-ontwikkeling, die aantoonbaar de behandeluitkomsten voor patiënten heeft verbeterd. Ina Jürgenliemk-Schulz heeft onlangs de studieresultaten ook gepresenteerd op het Wereld Brachytherapie Congres.

Vervolg
“Inmiddels loopt de EMBRACE 2-studie , vertelt zij, “die wij coördineren samen met instituten in Wenen en Arhus. Daarin onderzoeken we of we de behandeluitkomsten nog verder kunnen verbeteren. Bijvoorbeeld of we uitzaaiingen in de lymfeklieren beter kunnen bestralen. En we proberen door de middel van nog intensievere beeldsturing de kans op bijwerkingen te verminderen. Met ons internationale samenwerkingsverband was het mogelijk om financiële middelen te verwerven voor het opleiden van collega’s. Dat doen we nu ook. Daardoor werkt nu in Nederland elk centrum dat gynaecologische brachytherapie, inwendige radiotherapie, aanbiedt volgens deze principes. Ze hebben niet allemaal de luxe die wij hebben: een eigen MRI op de radiotherapie-afdeling, maar ze kúnnen het georganiseerd krijgen en dat doen ze dus ook. Zo komen we stap voor stap steeds verder in goede behandelingen voor vrouwen met baarmoederhalskanker.”

Lees hier het artikel in The Lancet Oncology