In Nederland worden jaarlijks gemiddeld bijna 900 patiënten met een ernstige virale longontsteking zoals influenza (griep) op de IC opgenomen
Van elke vijf patiënten die met ernstige longontsteking door influenza op de intensive care (IC) worden opgenomen, overlijdt er gemiddeld één. Om dit relatief hoge risico op overlijden te verlagen, start er een nieuw onderzoek onder leiding van het UMC Utrecht. Onderzoekers vragen zich af of geneesmiddelen die eerder succesvol waren bij de behandeling van IC-patiënten met ernstige COVID-19, ook effectief zijn bij IC-patiënten met ernstige longontsteking door influenza. ZonMw heeft voor deze studie een subsidie van ruim 2.1 miljoen euro beschikbaar gesteld.
In Nederland worden jaarlijks gemiddeld bijna 900 patiënten met een ernstige virale longontsteking zoals influenza (griep) op de IC opgenomen. Van elke vijf van deze patiënten overlijdt er gemiddeld één. De ontstekingsreactie die hierbij ontstaat lijkt veel op de zogenaamde ‘hyperinflammatie’ reactie die ook werd gezien bij ernstig zieke COVID-19 patiënten. Hoewel influenza en COVID-19 verschillende ziektebeelden zijn, zijn de klinische symptomen van de ziekste patiënten, diegenen die op de IC terecht komen, vergelijkbaar. Omdat er geen bewezen effectieve behandeling is voor ernstige influenza, vroegen onderzoekers zich af of geneesmiddelen die succesvol waren bij ernstige COVID-19 ook bij ernstige influenza zouden kunnen werken. Om deze belangrijke vraag te kunnen beantwoorden heeft ZonMw (via het programma Goed Geneesmiddelen Gebruik) voor deze studie een subsidie van ruim 2.1 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het Nederlandse IMPRINT-consortium.
Doel: minder sterfte
IMPRINT (dat staat voor ‘Immuun Modulatie Platform voor Influenza Behandeling’) onderzoekt voor het eerst of een behandeling met tocilizumab of baricitinib, die beiden effectief zijn gebleken bij ernstig zieke patiënten met COVID-19, ook effectief is bij ernstige longontsteking door influenza. Als het succesvol is, dan kan een dergelijke behandeling ziekte en overlijden voorkómen, verspreiding van het virus tegen gaan en de druk op schaarse IC-bedden verminderen. Ook als er een nieuwe pandemie door een influenzavirus zou ontstaan, is het belangrijk te weten of deze middelen werken.
Hoofdaanvrager en coördinator van de IMPRINT-studie dr. Lennie Derde (intensivist in het UMC Utrecht) legt uit: “In deze studie onderzoeken we of een additionele behandeling met tocilizumab, of baricitinib, of de huidige standaard zorg de beste overlevingskans geeft bij volwassen patiënten die met ernstige longontsteking door influenza zijn opgenomen op de IC. We hopen dat één of beide middelen beter zal zijn dan wanneer geen specifieke immunomodulatie wordt ingezet.”
Brede samenwerking
Het UMC Utrecht werkt binnen het IMPRINT consortium samen met meerdere academische en perifere ziekenhuizen, de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, Stichting NICE (de Nederlandse IC-registratie), patiëntvertegenwoordigers via FCIC/IC-CONNECT, en het onderzoeksnetwerk Ecraid om de komende 4 jaar patiënten de gelegenheid te geven om deel te nemen aan deze studie. De IMPRINT studie wordt uitgevoerd in samenwerking de internationale REMAP-CAP studie, die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het vinden van effectieve behandelingen tegen het coronavirus. Door deze samenwerking kan het benodigde aantal patiënten sneller worden bereikt. De studie zal worden geïntegreerd binnen het Influenza Immune Modulation Domain van REMAP-CAP, waarbij in Nederland naar verwachting ongeveer 700 patiënten zullen worden geïncludeerd.
Innovatief studiemodel
De IMPRINT studie wordt uitgevoerd als een zogenaamde adaptieve platform trial (APT), een innovatief studiemodel waarbij voor elk van de drie armen wordt bepaald of ze beter zijn, slechter zijn, of even goed zijn als de andere armen. In het klinisch geneesmiddelenonderzoek is de gerandomiseerde gecontroleerde trial (RCT) de gouden standaardmethode om het effect van een behandeling aan te tonen. Echter, RCT’s zijn duur, kosten veel tijd en kunnen per studie slechts enkele onderzoeksvragen beantwoorden. Om deze beperkingen te omzeilen zijn APT's ontwikkeld. APT’s kunnen meerdere onderzoeksvragen tegelijkertijd beantwoorden met behulp van een vooraf gevestigde infrastructuur en het gebruik van een basisprotocol.
Naarmate een studie vordert en er meer patiënten meedoen, kunnen binnen een APT op specifieke momenten tussentijds de uitkomsten worden geanalyseerd. Onderzoekers kunnen dan bepalen of er voldoende gegevens zijn om – volgens vooraf gedefinieerde regels – vast te stellen of de onderzoeksvraag beantwoord is. Wanneer een onderzochte behandeling beter blijkt te zijn dan de standaardbehandeling, dan kan de betreffende behandeling de nieuwe standaard worden. Ook kunnen er nieuwe behandelingen aan de studie worden toegevoegd. Door middel van een APT kan een nieuwe potentiële behandeling daarom relatief snel en kosteneffectief worden onderzocht.
Bron: UMC Utrecht