De vloeistof waarin een donornier wordt getransporteerd op weg naar een ontvangende patiënt bevat eiwitten waarmee artsen kunnen voorspellen of deze nier al dan niet snel en goed zal functioneren na transplantatie.
Onderzoekers onder leiding van het UMC Utrecht publiceren de resultaten deze week in het Clinical Journal of the American Society of Nephrology. “Dit is een eerste stap op weg naar kortere wachtlijsten”, stellen internist-nefroloog dr. Arjan van Zuilen en onderzoeker dr. Bas van Balkom van het UMC Utrecht.
Van Balkom, onderzoeker bij de afdeling Nefrologie en Hypertensie legt uit: “Ons onderzoek laat voor het eerst zien dat we biomarkers (eiwitten) uit transportvloeistof kunnen gebruiken om de kwaliteit van een donornier te bepalen.”
Van Zuilen voegt toe: “Met deze techniek kunnen we, voordat de nier de patiënt ingaat, bepalen of die nier gaat functioneren. Tot nu toe kon dat pas als de nier al getransplanteerd was. Voor de ontvanger is de periode na transplantatie nu nog erg stressvol vanwege de enorme ingreep en de onzekerheid of de nier goed zal gaan werken. Door het toepassen van de nieuwe onderzoeksresultaten kunnen we complicaties voorkomen en kan de patiënt eerder naar huis.”
Twee eiwitten
Nadat ze zijn uitgenomen scheiden donornieren eiwitten (zoals cytokines en groeifactoren) af in de bewaarvloeistof tijdens het transport naar het transplantatiecentrum. In een studie om voorspellende factoren (biomarkers) voor de kwaliteit van donornieren te kunnen identificeren, werden in het UMC Utrecht en het Erasmus MC (Rotterdam) 158 verschillende eiwitten gemeten in deze bewaarvloeistof. De onderzoekers ontdekten dat een combinatie van twee eiwitten, leptine en GM-CSF (Granulocyte-Macrophage Colony Stimulating Factor), goed kan voorspellen of een donornier na transplantatie goed en snel zal ‘aanslaan’ bij de ontvanger.
Vervolgonderzoek
Voordat artsen deze techniek grootschalig kunnen toepassen, is vervolgonderzoek nodig waarmee de onderzoekers de voorspellende waarde van biomarkers hopen te kunnen bevestigen. Bij gunstig resultaat verwachten Van Balkom en Van Zuilen dat het gebruik van deze niet-invasieve en relatief eenvoudige methode kan leiden tot een betere werking van de getransplanteerde nieren en méér succesvolle transplantaties. “We hopen de biomarkers ook te kunnen gaan gebruiken om te bepalen of nieren die we anders moeten afkeuren, bij bepaalde patiënten toch een goed resultaat geven”, vult Van Balkom aan.
Donortekort
Bij ernstig nierfalen is een niertransplantatie de beste optie. Echter, door het donortekort worden vaak ook nieren van minder gezonde donoren gebruikt. Artsen beoordelen vooraf vooral op basis van het uiterlijk van de nier én kenmerken van de donor en ontvanger om in te schatten of een nier al dan niet goed zal werken na transplantatie. Soms wordt hiervoor ook nog een biopt, een klein stukje nierweefsel, afgenomen. Deze methodes hebben echter een beperkte voorspellende waarde en/of kunnen schade aan de nier veroorzaken.
Bron: UMC Utrecht