Onderzoekers berekenden het verschil tussen de geschatte leeftijd en de daadwerkelijke leeftijd
Er is een verband tussen hoe oud iemand eruitziet en ouderdomsgerelateerde gezondheidsproblemen, waaronder cognitieve achteruitgang. Dat blijkt uit nieuw onderzoek waaraan wetenschappers van het Erasmus MC meewerkten. ‘Het lijkt erop dat veroudering van lichaam en geest weerspiegelt in het gezicht.’
Aan de studie deden 2679 mannen en vrouwen uit het ERGO-onderzoek mee, een grote cohortstudie waarin de gezondheid van duizenden inwoners van de Rotterdamse wijk Ommoord wordt gevolgd. Hun mediane leeftijd was 65,8 jaar. De studie is gepubliceerd in het British Journal of Dermatology.
Van elke persoon werden gezichtsfoto’s gemaakt, van voren en van opzij, zonder make-up, crèmes en sieraden. Een onafhankelijk panel schatte de leeftijd van elk van de deelnemers aan de hand van deze foto’s, zonder andere informatie. Elke foto werd gemiddeld door 27 panelleden beoordeeld.
Leeftijdsscore
De onderzoekers berekenden het verschil tussen de geschatte leeftijd en de daadwerkelijke leeftijd. Daar hingen ze een score aan. Hoe hoger de waargenomen score, hoe jonger de persoon eruitziet voor zijn leeftijd. De onderzoekers – naast het Erasmus MC was Unilever Research and Development betrokken – koppelden de leeftijdsscore vervolgens aan de levensstijl- en gezondheidsgegevens van de deelnemers om te kijken of er relaties waren met verouderingsziekten.
Tot de leefstijlfactoren, waarvoor aangepast werd in de analyses, behoorden BMI, blootstelling aan ultraviolet licht (UV), rookgedrag en ‘pakjesjaren’ – hoeveel mensen in de loop der tijd hebben gerookt. De gezondheidsgegevens omvatten nierziekten, cardiovasculaire en longaandoeningen. Tevens keken ze naar spier- en botaandoeningen, oogaandoeningen, leeftijdsgebonden gehoorverlies en naar de mate van cognitieve stoornissen, gecorrigeerd voor opleidingsniveau.
Gezichtsvet
De jongst uitziende groep werd gemiddeld vijf jaar jonger geschat dan hun werkelijke leeftijd en was overwegend man (61%). Deze groep rookte minder vaak en had de hoogste BMI. Waarschijnlijk telde hier het effect van gezichtsvet, dat de neiging heeft rimpels op te vullen.
De wetenschappers vonden een verband tussen een jong geschat uiterlijk en een hogere cognitieve functie plus een lager risico op chronische obstructieve longziekte (COPD), zelfs na correctie voor rookstatus en pakjesjaren. Ook was er verband tussen een jong uiterlijk en mindere mate van osteoporose, staar en leeftijdsgebonden gehoorverlies. Er werd geen verband gevonden tussen een jong geschat uiterlijk en osteoartritis, leeftijdsgebonden maculaire degeneratie (AMD) of glaucomateus gezichtsvelduitval (GVFL).
Weerspiegeling
Dermatoloog prof. Tamar Nijsten van het Erasmus MC, auteur van het onderzoek: ‘Een jonger geschat uiterlijk lijkt een weerspiegeling van de gezondheid van je orgaansystemen, lichaam en geest.’
Hij acht het aannemelijk dat de factoren die verantwoordelijk zijn voor veroudering van het gezicht, ook gevolgen hebben voor weefsels op andere plaatsen in het lichaam. ‘We hebben in dit verkennend onderzoek de oorzaken niet onderzocht, maar het lijkt erop dat processen die mede verantwoordelijk zijn voor huidveroudering, zoals afname van collageen- en elastineproductie in de huid, op een vergelijkbare manier plaatsvinden op andere plekken in het lichaam. Of dat er andere levensstijlfactoren zijn die zowel de huid als andere organen treffen.’
Nijsten vervolgt: ‘Dit is waarschijnlijk de beste studie tot nu toe die aantoont dat hoe oud je eruit ziet in je gezicht, ook veroudering binnenin je lichaam weerspiegelt. De studie toont duidelijk aan dat er iets aan de hand is, waarschijnlijk op biologisch niveau en los van de gebruikelijke levensstijlfactoren zoals blootstelling aan UV-straling of roken.’
Momentopname
Nijsten waarschuwt wel voor beperkingen van de studie. ‘De studie is een momentopname in de tijd en moet worden opgevolgd. Bovendien bestaat het deelnemerscohort aan het ERGO onderzoek hoofdzakelijk uit mensen met een Noordwest-Europese achtergrond. Toekomstig onderzoek zou kunnen nagaan of de bevindingen van deze studie ook gelden voor andere bevolkingsgroepen.’