70 procent van de mensen met een visuele beperking heeft moeite met reizen en zich verplaatsen, bijvoorbeeld reizen met het openbaar vervoer of zich verplaatsen in onbekende gebouwen.
Ongeveer 60 procent van de mensen met een visuele beperking is tevreden over hoe ze kunnen meedoen aan de samenleving. Wel zijn er nog veel verbeteringen mogelijk. Dit blijkt uit het onderzoek ‘Zien en gezien worden’ dat het Nivel in opdracht van Bartiméus uitvoerde onder 393 mensen met een visuele beperking.
Extra investeringen nodig
70 procent van de mensen met een visuele beperking heeft moeite met reizen en zich verplaatsen, bijvoorbeeld reizen met het openbaar vervoer of zich verplaatsen in onbekende gebouwen. 52 Procent worstelt op het gebied van gevoelens, tijd en energie. 41 procent ervaart problemen met opleiding, werk en geld. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het volgen van een cursus, solliciteren en het uitvoeren van taken op het werk. Het best gaat het op de gebieden huishouden, vrijetijds-besteding en zelfverzorging. Met het huishouden heeft 32 procent moeite, met vrijetijdsbesteding 16 procent en met zelfverzorging 10 procent. Oplossingen die het meest genoemd worden, zijn de ontwikkeling van een hulpmiddel (bijvoorbeeld om de post te kunnen lezen), een verandering in de houding van de maatschappij (bijvoorbeeld meer begrip vanuit de omgeving) en ondersteuning door een naaste (bijvoorbeeld bij het reizen met het openbaar vervoer).
Participatie
Ook mensen met een visuele beperking vinden het belangrijk om te kunnen blijven meedoen in de samenleving. Als dat niet lukt, lopen zij het risico om eenzaam te worden en dat is een groot maatschappelijk probleem. Het onderzoek laat zien dat er oplossingen mogelijk zijn, maar dat vraagt investeringen en aandacht. De onderzoeksresultaten laten tevens zien, dat er bij het ontwikkelen van oplossingen rekening moet worden gehouden met verschillen in de behoefte aan participatie van jongeren en ouderen met een visuele beperking.
Onderzoek ‘Zien en Gezien worden’
Voor het onderzoek werd een online vragenlijst gebruikt, met de naam ‘Zien en gezien worden’. De vragenlijst werd uitzet onder 322 mensen die zich vooraf hadden aangemeld en daarnaast konden mensen de vragenlijst direct via internet invullen. 472 mensen meldden zich en uiteindelijk konden 393 vragenlijsten worden gebruikt. Om mee te kunnen doen aan het onderzoek moesten de deelnemers 18 jaar of ouder zijn, een visuele beperking hebben en in Nederland wonen. De vragenlijst werd mede gebaseerd op de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) (RIVM -Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre, 2007).