Het aantal gebruikers van de nieuwe generatie diabetes type 2-middelen blijft wel toenemen
Openbare apotheken verstrekten in 2018 aan 835.000 mensen diabetesmedicatie. Dat zijn er bijna 25.000 minder (-3%) dan in 2017. De daarmee gepaard gaande kosten daalden minder: met bijna een half procent tot € 228 miljoen. Het aantal gebruikers van de nieuwe generatie diabetes type 2-middelen blijft toenemen. Dat meldt de SFK deze week in het Pharmaceutisch Weekblad.
Van de 835.000 mensen aan wie apotheken diabetesmiddelen verstrekten, gebruikten 120.000 mensen (14%) insuline of een insuline-analogon en 545.000 mensen gebruikten alleen een non-insuline antidiabeticum. Daarnaast gebruikten 170.000 mensen vorig jaar antidiabetica uit beide groepen. Voorheen werden de non-insuline antidiabetica aangeduid met de term orale antidiabetica. Met de komst van de nieuwe generatie antidiabetica is die naamgeving niet meer correct, omdat een deel daarvan net als insuline door middel van een injectie wordt toegediend.
NHG-Standaard
Mensen die zelf geen insuline kunnen aanmaken, zijn aangewezen op het gebruik van insuline; zij hebben diabetes mellitus type 1. Voor hen heeft het gebruik van non-insuline antidiabetica, die het lichaam aanzetten tot de productie van meer insuline, doorgaans geen zin. Het merendeel van de gebruikers van antidiabetica in 2018 heeft diabetes mellitus type 2 (86%). Zij gebruiken, al dan niet in combinatie met insuline, een non-insuline antidiabeticum.
Volgens de NHG-Standaard Diabetes type 2 – aangepast in 2018 – is bij mensen bij wie diabetes mellitus type 2 wordt vastgesteld metformine de eerste stap in de behandeling. Als dat onvoldoende effectief is, wordt als stap 2 een sulfonyl-ureumderivaat toegevoegd en daarna in stap 3 insuline. In stap 3 komen ook DPP-4-remmers en GLP-1-agonisten in aanmerking als alternatief voor insuline of voor het intensiveren van de behandeling daarmee.
Voor de vergoeding uit het basispakket van nieuwe generatie non-insuline antidiabetica gelden voorwaarden. De vergoedingsvoorwaarde dat specialisten de behandeling met GLP-1-agonisten moeten initiëren, is in 2018 komen te vervallen. Uit cijfers over vorig jaar blijkt dat huisartsen vanaf het vierde kwartaal van deze verruiming gebruikmaakten.
Toename gebruikers
De DPP-4-remmers, SGLT-2-remmers en GLP-1-agonisten vormen een nieuwe generatie non-insuline antidiabetica in het behandelarsenaal. Hiervan telden in 2018 de DPP-4-remmers, al dan niet in vaste combinatie met metformine, de meeste gebruikers: bijna 50.000. Hun aantal nam vorig jaar toe met 4%. De SGLT-2-remmers (inclusief combinatie met metformine) en GLP-1-agonisten (inclusief combinatie met insuline) hebben weliswaar minder gebruikers– beide rond de 19.000 – maar hun aantallen groeiden ten opzichte van 2017 sterker: met 30% respectievelijk 25%.
Dat zorgverzekeraars de nieuwe generatie non-insuline antidiabetica slechts onder voorwaarden mogen vergoeden is gezien hun prijs verklaarbaar. De geneesmiddelkosten van deze drie groepen gezamenlijk (AIP, zonder vergoeding voor de farmaceutische zorg van de apotheek), maken ruim 70% uit van de kosten van alle non-insuline antidiabetica. Hun gebruikersaantal maakt nog geen 12% uit van alle gebruikers van non-insuline anti-diabetica.