Er is vaak inconsistent bewijs over het verband tussen alcoholgebruik en atriumfibrilleren, met name bij lagere doses van alcohol
Wetenschappers onderzochten de associatie tussen alcoholgebruik, indicators en atriumfibrilleren.
Boezemfibrilleren, ook wel atriumfibrilleren (AF) genoemd, is een hartritmestoornis met een grote impact op de volksgezondheid vanwege het toenemend voorkomen ervan bij vergrijzende populaties. Ook wordt AF met nadelige gevolgen geassocieerd, waaronder beroerte en hartfalen (HF), met meer dan een verdubbeling van het sterfterisico. Het effect van alcohol op het risico op AF is onduidelijk gebleven, want de gerapporteerde associaties variëren erg. Vooral het verband bij lage alcoholconsumptie is minder duidelijk.
Biomarkers (indicators van biologische toestanden) voor het hart kunnen licht werpen op de pathofysiologie van het hart. Een recente studie toonde aan dat de biomarkers Troponin en NT-proBNP verschillende patronen vertoonden in relatie tot alcoholgebruik. Terwijl concentraties van Troponin in het lichaam afnamen bij hogere alcoholconsumptie, namen NT-proBNP-concentraties toe. Of dit patroon gerelateerd is aan het AF-risico moet nog worden aangetoond.
Er blijft een sterk geschil bestaan over de relatie tussen alcoholgebruik en AF bij personen met een laag alcoholgebruik. Daarom onderzochten de wetenschappers het verband tussen alcoholgebruik en AF. Zij hielden rekening met klassieke risicofactoren, hartfalen en biomarkers voor het hart.
Onderzoeksmethode
De wetenschappers volgden 107.845 individuen door middel van basisonderzoeken en vervolgonderzoeken om het verband te onderzoeken tussen alcoholgebruik en incidenteel atriumfibrilleren (AF). Dit onderzoek was inclusief soorten alcohol en drinkpatronen. Ze verzamelden informatie over de klassieke cardiovasculaire risicofactoren en hartfalen (HF) en maten de waardes in het lichaam van de biomarkers NT-proBNP en Troponin I.
Informatie over risicofactoren was beschikbaar voor de wetenschappers. Er was onder andere informatie over de BMI, hypertensie, systolische bloeddruk, diabetes, cholesterolwaardes,roken, antihypertensiva, geschiedenis van hartfalen, myocardinfarct of beroerte.
De gemiddelde alcoholconsumptie werd beoordeeld in gram per dag en gecategoriseerd volgens de gemiddelde volumecategorieën van de WGO. Deelnemers werd gevraagd om hun drinkpatroon op te geven, en om aan te geven hoe vaak ze bier, wijn en sterke drank consumeerden. Voor de berekening van de hoeveelheid geconsumeerde alcohol werd aangenomen dat 120 ml wijn, 330 ml bier of 40 ml sterke drank 12 gram ethanol bevatte.
De onderzoekers hebben 7753 personen met geschiedenis van AF uitgesloten van de analyses. In totaal kwamen er 100.092 deelnemers de onderzoeken binnen die bij aanvang van het onderzoek vrij waren van AF. De mediane leeftijd van deelnemers aan het onderzoek was 47,8 jaar, en 48,3% was man. De mediane alcoholconsumptie was 3 gram per dag.
De wetenschappers hebben de deelnemers onderverdeeld in zeven groepen: voormalige drinker, nooit drinker (referentiegroep), gelegenheidsdrinker, minder dan 1 drankje per dag, meer dan 1 drankje per dag, 2–4 drankjes per dag en meer dan 48 gram per dag.
De uitkomstdiagnose van atriumfibrilleren (AF) en hartfalen (HF) was gebaseerd op vragenlijstinformatie en gegevens van ziekenhuisregistraties die beschikbaar waren om AF of HF te identificeren.
Om het verband tussen alcoholgebruik en AF te onderzoeken, werden ook Cox-regressies uitgevoerd. Een Cox-regressieanalyse is een soort statistisch model waarin je risicofactoren onderzoekt, in dit geval om de associatie van alcoholgebruik met AF te onderzoeken.
Biomarker metingen
De onderzoekers deden ook metingen van biomarkers (indicators van toestanden in het lichaam). In een subgroep werd de biomarker biomarkerNT-proBNP gemeten uit opgeslagen bloedmonsters, bij een andere subgroep werd de biomarker Troponin I gemeten.
De onderzoekers onderzochten de correlaties tussen alcoholgebruik en de waardes van biomarkers uit de bloedmonsters.
Resultaten
Er werden vervolgonderzoeken verricht met een mediaan van 13,9 na het beginonderzoek. Er werden bij dat vervolgonderzoek 5854 incidenteel-AF-gevallen gedocumenteerd.
In de analyse was alcoholgebruik niet-lineair positief geassocieerd met atriumfibrilleren. In de Cox-regressieanalyses was alcoholconsumptie ook positief geassocieerd met AF. De afkapwaarde voor een statistisch significant verhoogd risico op AF werd waargenomen bij regelmatig alcoholgebruik van 2 gram per dag.
Verbanden waren vergelijkbaar tussen verschillende soorten alcohol. Alle waren gerelateerd aan een verhoogd risico op AF. Wat opviel, was dat alcoholgebruik bij lagere doses ook geassocieerd was met een verminderd risico op incidenteel hartfalen.
Aanpassing voor klassieke cardiovasculaire risicofactoren veranderde de associatie niet aanzienlijk.
De gevarenrisico’s waren redelijk vergelijkbaar voor vrouwen en mannen. De onderzoekers hadden geen verband waargenomen voor alcoholgebruik en AF voor geslacht.
Bij voormalige drinkers, gelegenheidsdrinkers en personen met alcoholgebruik tot één drankje per dag was er geen statistisch significant verband. Categorieën met hoger alcoholgebruik waren geassocieerd met 28% tot 47% verhoogd risico op het ontwikkelen van AF. Er werd geen statistisch significante associatie gevonden met drinkpatronen.
De laagste gevarenrisico’s voor hartfalen (HF) werden waargenomen bij niveaus tot 20 gram per dag (1, 6 drankjes per dag).
De onderzoekers hadden zwakke correlaties waargenomen tussen concentraties van de biomarkers voor het hart (NT-proBNP en Troponin I), of voor biomarkers met verschillende soorten alcohol. Niveaus van de biomarkerconcentraties veranderden het verband tussen alcoholgebruik en AF niet significant.
De onderzoekers hebben verder opgemerkt dat de associatie van alcoholgebruik met AF onafhankelijk is van HF. Zoals bekend uit andere onderzoeken, is alcoholgebruik een voorspeller van HF, maar met een verminderd risico op HF-incidenten bij matig alcoholgebruik.
In tegenstelling tot bij hartfalen (HF), werd zelfs een bescheiden alcoholgebruik van 1,2 drankjes per dag al geassocieerd met een verhoogd risico op atriumfibrilleren (AF), waarmee rekening gehouden mee zou kunnen worden bij het voorkomen van AF.