Sinds COVID-19 een wereldwijde pandemie veroorzaakte zijn we ons zeer bewust van het gevaar van ziektes die zich door de lucht kunnen verspreiden
Hoe kunnen virusdeeltjes zich via de lucht verspreiden? Welke omstandigheden zijn er nodig om het virus via de lucht te verspreiden? En belangrijker: wat kunnen we doen om dat te voorkomen? Onderzoekers van verschillende (technische) universiteiten onder leiding van de TU Twente ontvangen gezamenlijk 4 miljoen euro subsidie van het NWO om die vragen te beantwoorden. UMCG-onderzoekster Mariëtte Lokate is een van hen.
Eerder deed epidemioloog en deskundige Infectiepreventie Lokate samen met voormalig hoofd Medische Microbiologie en Infectiepreventie van het UMCG Alex Friedrich al onderzoek naar de aerogene verspreiding van het Coronavirus. Het MIST-programma (MItigation STrategies for Airborne Infection Control, MIST) is daar een vervolg op. De universiteiten van Twente, Delft, Wageningen en Amsterdam concentreren zich daarbij vooral op de aerodynamics, de vloeistofmechanica en luchtbehandeling, terwijl Lokate vanuit het UMCG vooral verantwoordelijk is voor het epidemiologische deel van de studie.
Sinds COVID-19 een wereldwijde pandemie veroorzaakte zijn we ons zeer bewust van het gevaar van ziektes die zich door de lucht kunnen verspreiden. Waar eerst werd aangenomen dat COVID-19 zich vooral verspreidde via grotere druppels (die doorgaans binnen 1,5 meter neerdalen, vandaar de 1,5 meter-regel), weten we inmiddels dat het Coronavirus ook in piepkleine druppeltjes kan zitten, die veel minder zwaar zijn en dus lang niet zo snel neerdalen. Het virus kan dus langer in de lucht blijven hangen en zich zo op veel grotere afstand verspreiden. Aerogene verspreiding heet dat. In het eerdere onderzoek van Lokate en Friedrich werden in zo'n 30-40% van de gevallen aerogene virusdeeltjes gevonden op meer dan 2 meter afstand. Toch is er nog veel wat we niet weten over deze virusoverdracht via de lucht.
De aerogene verspreiding lijkt niet alleen af te hangen van de luchtstromen en ventilatie, maar ook van de persoon die het virus verspreidt en de fase in diens besmetting. In het MIST-programma werken virologen, epidemiologen, vloeistofmechanici en ingenieurs samen om virusoverdracht via de lucht te begrijpen en te verhinderen. De onderzoekers bestuderen onder verschillende omstandigheden de besmettelijkheid van virussen, de verspreiding van vochtdruppeltjes in de lucht, en de invloed van ventilatie en luchtreiniging op de virusoverdracht. Het onderzoeksprogramma moet leiden tot praktische aanbevelingen over welke maatregelen het meest efficiënt, kosteneffectief en duurzaam in te zetten zijn in verschillende omgevingen. Dat kan in ziekenhuizen zijn, maar ook in scholen, openbaar vervoer en bij mensen thuis.
Naar verwachting kunnen de onderzoekers over twee jaar de eerste onderzoeksresultaten presenteren.