Maar liefst 500.000 Nederlanders gebruiken medicijnen voor een traag werkende schildklier

De afdeling Interne Geneeskunde van het Erasmus MC gaat deze maand van start met een studie naar een veel voorkomende kwaal: de traag werkende schildklier.

De T3-4-Hypo Trial moet antwoord geven op een vraag die patiënten en artsen in heel de wereld al jaren lang bezig houdt: waarom werkt bij een deel van de patiënten de behandeling voor een traag werkende schildklier niet afdoende?

Maar liefst 500.000 Nederlanders gebruiken medicijnen voor een traag werkende schildklier. Circa tien procent houdt echter klachten, zonder dat artsen weten waar dat aan ligt. Want de bloedwaarden van deze patiënten zijn normaal. Endocrinoloog Marco Medici en zijn onderzoeksgroep gaan in een groot opgezette studie uitzoeken hoe dat komt. Ze krijgen daarvoor 1,9 miljoen euro van ZonMw.

Invaliderend
De standaardmedicatie die mensen slikken voor hypothyreoïdie, zoals de traag werkende schildklier heet in medisch jargon, is het schildklierhormoon T4. ‘Bij de meeste patiënten werkt dat prima. Maar bij 10 procent zijn er ondanks genormaliseerde bloedwaarden blijvende invaliderende klachten, zoals ernstige vermoeidheid, concentratie- en geheugenproblemen of depressieve klachten. Deze klachten leiden tot een slechte kwaliteit van leven’, vertelt hoofdonderzoeker Marco Medici.

De schildklier maakt twee hormonen aan die nodig zijn om de cellen in het lichaam goed te laten werken: T4 en T3, legt Medici uit. ‘T4 is het voorloperhormoon. De weefsels nemen dat hormoon op en zetten dat zelf om in T3, dat is het actieve hormoon. De organen nemen zoveel op als ze nodig hebben.’

Geen bewijs
De schildklier zelf maakt naast T4 echter ook een klein beetje T3 hormoon aan. Een traag werkende schildklier maakt geen of nauwelijks T4 en T3. Als je een patiënt behandelt met enkel T4 mis je dus de T3 die door een gezonde schildklier wordt gemaakt. Bij sommige patiënten lijkt toediening van T3 hormoon naast T4 de problemen op te lossen. Maar doorslaggevend bewijs is er niet.’

Aan de studie van Medici en zijn onderzoeksgroep kunnen mensen meedoen die ondanks hun genormaliseerde bloedwaarden onder T4 therapie last houden van ernstige vermoeidheid en andere klachten. ‘We bedoelen dan vermoeidheid die een grote negatieve invloed heeft op hun dagelijks leven’, vult Medici aan.

Deze patiënten, Medici wil er 600 laten deelnemen, worden om te beginnen allemaal tijdelijk op het zelfde T4 preparaat gezet. ‘Er bestaan in Nederland 7 verschillende preparaten. Voor betrouwbare studieresultaten is het van belang dat patiënten hetzelfde middel slikken voordat we van start gaan met de vergelijkende studie.’

De groep wordt daarna in tweeën gesplitst. De ene groep krijgt T4 en een placebo, de andere T4 en aanvullend T3. Die behandeling volgen ze gedurende een jaar. Als toevoegen van T3 zinvol is, zou dat na een jaar wel duidelijk moeten zijn. Alle 600 patiënten worden na dat jaar weer helemaal doorgelicht.

Soelaas
Het mooiste zou natuurlijk zijn dat de studie bewijst dat toevoeging van T3 aan de therapie soelaas biedt. Medici hoopt vooral dat de patiënten dan van hun ernstige vermoeidheid en andere restklachten af zijn. Maar dat zal nog moeten blijken. ‘Omdat deze studie zo grondig is, hopen we ook aanwijzingen te vinden die verklaren waaróm de normale T4 therapie niet werkt bij die 10 procent.’

De T3-4-Hypo Trial zou eigenlijk al in 2020 beginnen, maar de corona-pandemie gooide roet in het eten. De onderzoeksgroep is blij dat hij nu eindelijk van start kan. ‘Circa 3 procent van de wereldbevolking heeft last van zo’n traag werkende schildklier. Dus ook internationaal is er veel aandacht voor deze studie en wordt er uitgekeken naar de uiteindelijke resultaten’, zegt Medici. Hij hoopt die over een jaar of 4 bekend te maken.

Meedoen?
Meer informatie over de studie is te vinden op een website. Het Erasmus MC is al gestart met de studie en in de loop van de tijd zullen veertien andere ziekenhuizen door heel Nederland gaan deelnemen.

Deze studie is opgezet en/of wordt uitgevoerd door: Karin Deckers (trial coördinator), Edward Visser (endocrinoloog), Anita Boelen (medisch bioloog Amsterdam UMC), Merel Stegenga en Lizette Blankers (arts-onderzoekers) Barbara van der Linden (verpleegkundig specialist), en onderzoekers uit 14 andere Nederlandse ziekenhuizen.