Zowel de ziekenhuizen als de inspectie kunnen zo niet vergelijken hoe de kwaliteit van zorg is tussen de verschillende afdelingen kinderhartchirurgie
De 4 ziekenhuizen die patiënten met een aangeboren hartafwijking behandelen moeten beter samenwerken. Dit is nodig om de zorg voor deze patiënten te kunnen verbeteren. Dat concludeert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). In Nederland kunnen kinderen met een aangeboren hartafwijking worden geopereerd in Groningen, Leiden, Rotterdam en Utrecht.
Volgens de inspectie is in deze ziekenhuizen de basis voor goede zorg voor kinderen met een aangeboren hartafwijking op dit moment aanwezig. Wel is het lastig om voldoende medisch specialisten en gespecialiseerde verpleegkundigen aan te trekken en te behouden. Daardoor is het moeilijk om de dienstroosters rond te krijgen en de continuïteit van zorg 24/7 te borgen. Op langere termijn is dit een risico voor de veiligheid van de zorg voor de patiënten.
Weinig voortgang
De inspectie trekt deze conclusie na bezoeken aan de 4 ziekenhuizen. Ook is gesproken met meerdere partijen die zich bezig houden met de uitvoering van het akkoord dat is opgesteld om de zorg voor patiënten met een aangeboren hartafwijking te verbeteren. Volgens de inspectie zit er te weinig voortgang in de uitvoering van deze afspraken.
Onderling vergelijken nog niet mogelijk
De aantallen ingrepen bij patiënten met een aangeboren hartafwijking, met name bij pasgeboren baby’s, zijn relatief laag. Volgens de Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT) gaat het de afgelopen jaren in de 4 ziekenhuizen samen, gemiddeld om 140 pasgeborenen, 261 zuigelingen en 313 kinderen. Van deze operaties vindt een beperkte kwaliteitsregistratie plaats en wordt er niet op dezelfde manier geregistreerd. Zowel de ziekenhuizen als de inspectie kunnen zo niet vergelijken hoe de kwaliteit van zorg is tussen de verschillende afdelingen kinderhartchirurgie. Ziekenhuizen kunnen daardoor ook niet voldoende van elkaar leren en elkaar helpen om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Dit vormt nog steeds een risico om de kwaliteit van deze vorm van zorg voor de langere termijn op peil te houden.
Bij individuele patiënt wordt wel samengewerkt
Daarnaast vindt de inspectie dat de ziekenhuizen snel intensiever moeten samenwerken. Voor overleg over een individuele patiënt weten de betrokken zorgverleners elkaar gelukkig goed te vinden. Maar structurele afspraken over de onderlinge samenwerking, kwaliteitseisen en kwaliteitsregistratie, komen nauwelijks van de grond. Met name bij de besturen van de ziekenhuizen ziet de inspectie onvoldoende urgentie om deze samenwerking te verbeteren in het belang van goede zorg voor de patiënten.
IGJ blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen
De inspectie volgt de ontwikkelingen in de zorg voor patiënten met een aangeboren hartafwijking intensief. Daarbij wordt vooral gekeken of de zorg overal veilig blijft én of er beter wordt samengewerkt. Daarom is er afgelopen zomer een extra bezoek gebracht aan het UMCG. De IGJ gaat alle ziekenhuizen eind 2025 opnieuw bezoeken. Volgens de inspectie is momenteel het grootste risico dat de druk op de betrokken zorgverleners te groot wordt, waardoor de kwaliteit en veiligheid van zorg in het geding kunnen komen.
Documenten
Geaggregeerd rapport cardiothoracale chirurgie september 2025
Rapport UMC Utrecht, Utrecht, november 2024
Rapport UMC Groningen, Groningen, november 2024
Rapport Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, november 2024
Rapport LUMC, Leiden, november 2024
Bron: IGJ