Patiënten met de ziekte van Ménière ervaren aanvallen van draaiduizelingen, oorsuizen en slechthorendheid
Bijna 160 jaar nadat de ziekte van Ménière werd ontdekt, hebben medisch specialisten nog niet kunnen achterhalen wat de precieze oorzaak is. Prof. dr. Tjasse Bruintjes wil daar graag verandering in brengen. Hij is per 1 augustus benoemd tot bijzonder hoogleraar KNO, in het bijzonder de ziekte van Ménière. De leerstoel is ingesteld door de Stichting Het Heinsius-Houbolt Fonds.
Patiënten met de ziekte van Ménière ervaren aanvallen van draaiduizelingen, oorsuizen en slechthorendheid. Duizeligheidsklachten kregen in het verleden slechts beperkte aandacht in de medische wereld, omdat er weinig tegen te doen was. De afgelopen 20 jaar is daar verandering in gekomen. “We kunnen duizeligheidsklachten steeds beter behandelen”, vertelt Bruintjes, die naast zijn aanstelling in Leiden ook bij het Gelre ziekenhuis in Apeldoorn werkt.
Fundamenteel onderzoek naar Ménière
De nieuwe hoogleraar gaat zich de komende jaren in het LUMC bezighouden met een onderzoeksprogramma op het gebied van vestibulaire aandoeningen, zoals de ziekte van Ménière en Benigne paroxismale positieduizeligheid (BPPD). Het doel hiervan is om de diagnostiek te verbeteren, de huidige behandelingen te optimaliseren en nieuwe behandelopties te ontwikkelen. Bruintjes wil naast zijn onderzoek ook bijdragen aan meer aandacht voor duizeligheid in het medisch onderwijs, onder andere door les te geven aan studenten Geneeskunde.
Zorgpad voor patiënten met duizeligheid
Sinds 1997 werkt Bruintjes in het Gelre Ziekenhuis aan een speciaal zorgpad voor patiënten met duizeligheidsklachten. “Duizeligheid had toen nog niet zoveel aandacht in de medische wereld. Voor veel artsen was het ook redelijk frustrerend, omdat het vaak moeilijk is voor patiënten om hun klachten uit te leggen. Diagnoses waren daardoor lastig te stellen”, legt hij uit.
Door het Apeldoornse zorgpad is daar inmiddels verandering in gekomen. Tegenwoordig worden er jaarlijks ongeveer 1200 mensen gezien met duizeligheidsklachten. Bij bijna 9 van de 10 patiënten kan de oorzaak worden vastgesteld. “Ook kunnen we steeds meer aan de klachten doen. Mensen met bijvoorbeeld BPPD kunnen we nu altijd helpen. Ongeveer 90 procent van de patiëntklachten kan verholpen worden met fysiotherapie, de rest door middel van een operatie.”
Het succes van het zorgpad komt niet uit de lucht vallen. “Door zowel KNO-artsen als neurologen bij het traject te betrekken, heeft er een kruisbestuiving van kennis plaatsgevonden. We hebben daardoor een heel effectief zorgpad kunnen opzetten. Het is mooi om te zien dat er zulke grote stappen zijn gezet”, vindt Bruintjes.
Verbinding onderzoek en klinische praktijk
Het Apeldoornse zorgpad is inmiddels geïmplementeerd in verschillende Nederlandse ziekenhuizen. “We werken continu aan verbeteringen. In nauwe samenwerking met diverse andere universiteiten en ziekenhuizen, onder andere in Maastricht en Antwerpen." Met zijn hoogleraarschap hoopt Bruintjes vooral het topklinisch onderzoek in het LUMC te verbinden met de klinische praktijk. “Zodat we de zorg voor patiënten nog beter kunnen maken.”