Onlangs is er onderzoek gedaan door de universiteit van Genève naar het verband tussen lichaamsbeweging en een beter geheugen
Van het typen op onze smartphones tot het strikken van onze veters, de meeste van onze dagelijkse activiteiten omvatten een breed scala aan motorische vaardigheden. Het aanleren van nieuwe motorische vaardigheden is afhankelijk van mechanismen in onze hersenen. Het verwerven van nieuwe motorische vaardigheden hangt samen met het geheugen.
Onlangs is er onderzoek gedaan door de universiteit van Genève naar het verband tussen lichaamsbeweging en een beter geheugen. De wetenschappers onderzochten de geheugenprestaties na een sportsessie, en de resultaten suggereerden dat regelmatige lichaamsbeweging zorgt voor een verbeterde synaptische plasticiteit in de hippocampus in de hersenen. Dit houdt in dat er in de hersenen meer en sterkere synapsen gevormd worden: betere verbindingen tussen de zenuwcellen. Het leervermogen en het geheugen zouden hiervan profiteren, inclusief dus het verwerven van nieuwe motorische vaardigheden.
Tijdens het onderzoek van de universiteit werden gedrags-, beeldvormings- en bloedmetingen gecombineerd. Er was een opzet van twee trainingsomstandigheden: één training van matige intensiteit, en één training van hoge intensiteit.
Er werden in het onderzoek 15 rechtshandige, gezonde mannen (tussen de ca. 19 en 28 jaar oud) getest. Om het leren van motorische vaardigheden te beoordelen, hadden de onderzoekers een taak opgesteld, waarin de deelnemers een serie toetsaanslagen moesten verrichten met vier vingers van hun (niet-dominante) linkerhand. De deelnemers kregen visuele aanwijzingen hiervoor via een scherm. Op het scherm stonden vier punten naast elkaar, en elke keer dat een van de punten in een ster veranderde, moest de deelnemer zo snel mogelijk op de bijbehorende knop drukken. Bij elke sessie van het experiment werd een andere serie toetsaanslagen geoefend.
Na elke sessie van de toetsaanslagen, rustten de deelnemers uit, of fietsten ze met matige intensiteit of hoge intensiteit. Zodra de hart- en ademhalingsfrequenties terug waren naar de basislijn, begonnen de deelnemers aan de volgende sessie van toetsaanslagen.
De wetenschappers bestudeerden de veranderingen in de hersenactiviteit met behulp van MRI-scans. Uit de MRI-gegevens bleek dat hoe sneller de deelnemers waren met de toetsaanslagen, hoe meer ze de hippocampus (het hersengebied van het geheugen) activeerden.
De onderzoekers voerden ook bloedtesten uit om de waardes van een bepaalde neurotransmitter (endocannabinoïde) te meten. De bloedtesten werden net voor en net na het rusten of fietsen gedaan. De resultaten van de endocannabinoïdeniveaus liet zien dat hoe hoger het niveau van de endocannabinoïde neurotransmitter na fysieke inspanning, des te meer de hersenen werden geactiveerd en hoe beter de prestaties waren tijdens de test van de toetsaanslagen.
Hoewel eerder werk al had aangetoond dat lichamelijke inspanning positieve effecten heeft op het geheugen, was de invloed ervan op het geheugen voor motorische vaardigheden minder onderzocht. Eerdere studies hadden zich vooral bezig gehouden met het positieve effect van sport op het associatief geheugen. Bij dat onderzoek leverde sport met matige intensiteit juist betere resultaten. Dit laat zien dat verschillende sportintensiteiten verschillende effecten kunnen hebben. Niet elke vorm van geheugen gebruik exact dezelfde hersenmechanismen. Wat wel bij beide onderzoeken overeenkwam, is dat lichaamsbeweging het geheugen verbetert.