Jonge kinderen met het syndroom van Dravet hebben vaak veel en ernstige epileptische aanvallen die moeilijk onder controle zijn te krijgen.
Onderzoekers van het Radboudumc, Kempenhaeghe en Maastricht UMC hebben van ZonMW bijna 700.000 euro subsidie ontvangen voor innovatief onderzoek met minibreintjes op een chip. De minibreintjes, gekweekt uit bloedcellen van de patiënten, maken het in principe mogelijk om heel snel het juiste medicijn voor elke individuele patiënt te vinden.
Jonge kinderen met het syndroom van Dravet hebben vaak veel en ernstige epileptische aanvallen die moeilijk onder controle zijn te krijgen. Hoewel behandelaars ondertussen een beeld hebben over welke medicijnen een goede keuze kunnen zijn voor dit ziektebeeld, blijft het op niveau van de individuele patiënt nog steeds lastig te voorspellen wat de respons zal zijn. Voor elke individuele patiënt moet steeds opnieuw worden uitgezocht welke van de beschikbare medicijnen het beste werkt in een speurtocht die soms wel een jaar of langer duurt. Al die tijd heeft de patiënt last van de aanvallen en mogelijk ook van bijwerkingen van de medicatie.
Het juiste medicijn
Judith Verhoeven, een van de onderzoekers en kinderneuroloog bij Kempenhaeghe in Heeze: “We zien hier regelmatig ouders met hun kinderen waarbij het syndroom van Dravet. De gezond geboren kinderen krijgen na een maand of zes ineens epileptische aanvallen, die snel ernstiger worden. Die aanvallen zetten de kwetsbare hersenen extra onder druk en zorgen ervoor dat het kind achterblijft in ontwikkeling, waardoor het in zekere zin dubbel wordt getroffen. Juist daarom wil je zo snel mogelijk het juiste medicijn voorschrijven, maar dat lukt niet, omdat we gewoonweg niet weten welk medicijn dat is. Bij elke individuele patiënt moeten we dat uitzoeken door te kijken wat een medicijn doet. Welk medicijn het wordt, is onvoorspelbaar.”
Hersencellen uit bloedcellen
In het door ZonMW toegekende onderzoeksproject wordt de speurtocht naar het beste medicijn heel anders aangepakt. Onderzoeksleider Hans van Bokhoven, hoogleraar Neurogenetica in het Radboudumc: “In ons laboratorium kunnen we uit bloedcellen van patiënten stamcellen maken. Die stamcellen laten we uitgroeien tot hersencellen. Vervolgens stoppen we die hersencellen in een klein bakje met een chip op de bodem. Die hersencellen maken contact met elkaar, gaan met elkaar praten. De chip op de bodem leest de elektrische activiteit van de hersencellen af en dat levert hele specifieke hersenpatronen op. Hersencellen van een patiënt met epilepsie geven een ander patroon dan van mensen die geen epilepsie hebben.”
Betrouwbare breintjes
Van elke individuele patiënt met Dravetsyndroom zijn op die manier minibreintjes te maken. Voeg je aan zo’n bakje een medicijn toe, dan kun je kijken of het ‘epileptisch’ patroon opschuift naar een ‘niet-epileptisch’ patroon. Dat zou een heel goed medicijn voor die individuele patiënt kunnen zijn. Onderzoeker Nael Nadif Kasri: “In dit project gaan we bij ongeveer veertig patiënten met Dravetsyndroom die al het juiste medicijn gebruiken de proef op de som nemen. Reageert het minibrein in het schaaltje goed op hetzelfde medicijn dat goed werkt bij de patiënt? Dan weten we dat de testen in de minibreintjes betrouwbaar genoeg zijn om voor nieuwe patiënten op die manier meteen het juiste medicijn te voorspellen. Dat is wat we ook gaan doen aan het eind van het project, dat ongeveer vier jaar zal duren.”